ECLI:NL:PHR:2021:1134

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
20/01870
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen hennepteelt en diefstal van elektriciteit met betrekking tot twee hennepkwekerijen

In deze zaak gaat het om de verdachte die samen met anderen in de periode van 1 september 2015 tot en met 22 oktober 2015 op twee locaties in Apeldoorn hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen ten behoeve van deze hennepkwekerijen. De rechtbank Gelderland heeft de verdachte op 7 februari 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, welke beslissing door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2020 is bevestigd. De Hoge Raad heeft in deze conclusie de cassatieklachten van de verdachte behandeld, die onder andere betrekking hebben op de bewijsvoering van de diefstal van elektriciteit en de strafoplegging. De procureur-generaal heeft geconcludeerd dat de middelen falen en dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd. De zaak is van belang vanwege de juridische vraag of de diefstal van elektriciteit kan worden bewezen in het kader van de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsconstructie van de rechtbank voldoende is om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van elektriciteit vast te stellen, en dat de strafoplegging in overeenstemming is met de wetgeving.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/01870
Zitting12 oktober 2021

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
Het cassatieberoep
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 17 juni 2020 het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 februari 2017 met aanvulling van gronden bevestigd. Bij dat vonnis is de verdachte wegens 1. “
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel”, 2. “
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”, 3. “
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meerdere malen gepleegd” en 4 “
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest.
2. De zaak hangt samen met de ontnemingszaak tegen de verdachte, verschillende andere aanhangige straf- en ontnemingszaken tegen de verdachte alsmede de straf- en ontnemingszaak tegen de medeverdachte. [1] In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
De zaak
4. Het gaat in deze zaak om het volgende. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 22 oktober 2015 alsmede in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 22 oktober 2015 samen met (een) ander(en) op twee locaties ([a-straat 1] te Apeldoorn en [b-straat 1] te Apeldoorn) in panden die toebehoren aan anderen in de uitoefening van een beroep/bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld. Tevens is bewezen verklaard dat de verdachte samen met (een) ander(en) een hoeveelheid elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen heeft weggenomen.
5. Het eerste middel klaagt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit niet uit de door het hof gebruikte bewijsvoering kan worden afgeleid. Het tweede middel klaagt dat het onder 4 bewezen verklaarde feit niet uit de door het hof gebruikte bewijsvoering kan worden afgeleid. Het derde middel klaagt over de strafoplegging. Het eerste en tweede middel lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Voordat ik overga tot een bespreking van de middelen zal ik hieronder, voor zover voor de beoordeling het eerste en tweede middel van belang, de bewezenverklaring, de bewijsconstructie van de rechtbank en de nadere bewijsoverweging van het hof weergeven.
Het vonnis van de rechtbank en het bestreden arrest
6. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“2. hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pand aan de [a-straat 1]) heeft weggenomen 15.273 kWh, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
4. hij in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pand aan de [b-straat 1]) heeft weggenomen 31.935 kWh, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en haar mededaders die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.”
7. De rechtbank heeft in het door het hof bevestigde vonnis de bewezenverklaringen met gebruik van de promis-werkwijze gemotiveerd. De bewijsvoering van de rechtbank houdt onder meer het volgende in (met weglating van voetnoten):
“Feiten 1 en 2
Op 22 oktober 2015 hoorde verbalisant aan de voordeur van een bedrijfs/kantoorpand aan de [a-straat 1] te Apeldoorn gefluister en geritsel in het pand. Enige tijd later heeft de politie zich bekendgemaakt en op de deur van het pand geklopt om contact te maken met de personen in het pand. Op dit aankloppen werd niet gereageerd. Op het moment dat verbalisant tegen de voordeur van het pand trapte, kwamen vier personen, die het pand via de achterzijde ongezien probeerden te verlaten, naar buiten. Dit bleken verdachten [verdachte], [medeverdachte], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] te zijn. Verdachte kwam als eerste naar buiten, gevolgd door de andere drie verdachten. Het pand bestond uit twee gedeelten, gescheiden door een wand waarin zich een deur bevindt. Eén ruimte had een oppervlakte van ongeveer 4 bij 8 meter, waarin een zogenaamde kweektent stond van 5,8 bij 2,9 meter, en één ruimte had een oppervlakte van 4 bij 5 meter, voornamelijk gebruikt voor opslag. Beide ruimtes werden verhuurd aan [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] 1975. In de kweektent bevond zich een professionele in werking zijnde hennepkwekerij met in totaal 264 planten van ongeveer één week oud en gemiddeld 15 centimeter hoog. De hennepplanten stonden in vouwkratten die gevuld waren met een mengsel van vlokken, isolatiemateriaal en kweekaarde. In de kweektent stonden 88 kratten en in ieder krat stonden drie hennepplanten. Verbalisant constateerde op grond van zijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren. Verbalisant baseerde zijn conclusie op de uiterlijke kenmerken van de planten, te weten zaagtandvormige bladen, de specifieke groene kleur van de planten en de herkenbare geur ervan. De professionaliteit van de kwekerij bleek uit het feit dat er gebruik werd gemaakt van kunstlicht dat via een tijdschakelaar werd geregeld, de aanwezigheid van een filter en aan- en afzuiginstallatie voor de warme lucht, ventilatoren om de lucht over de hennepplanten te verspreiden en een irrigatiesysteem voor het water en de benodigde voedingsstoffen. Voorts heeft de politie verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen op het grondzeil en bij de watervoorziening. Ook bevond zich op het grondzeil een op kalk gelijkende afzetting. Verder was het filterdoek van de koolstoffilters vervuild er zijn er knipscharen met hennepresten in de kwekerij aangetroffen.
Uit onderzoek uitgevoerd door Liander is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in het pand aan de [a-straat 1] in Apeldoorn in ieder geval in de periode van augustus 2015 tot 22 oktober 2015. De aangetroffen teelt was ten minste twee weken oud.
Medeverdachte [betrokkene 2], woonachtig aan de [b-straat 1] in Apeldoorn, heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 oktober 2015 heeft meegeholpen met het oogsten en op 22 oktober 2015 met het zetten van nieuwe planten in de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] in Apeldoorn. Hij moest de wortels van de oogst uit een soort isolatiemateriaal halen. Dat schijnt nieuw te zijn. Ze waren net klaar met het inplanten van de nieuwe hennepstekken toen de politie verscheen. De drie personen die vastzitten, hebben eveneens op 22 oktober 2015 geholpen in de hennepkwekerij aan de Kooijkersdreef.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij een sleutel in de hand had van het pand waarin de kwekerij aan de [a-straat] was gevestigd, toen de politie hem daar aantrof.
Door [betrokkene 5], fraudespecialist, is namens Liander Duiven aangifte gedaan van diefstal van stroom ten behoeve van een op 22 oktober 2015 aangetroffen hennepkwekerij gevestigd aan de [a-straat 1] te Apeldoorn. Vanaf 25 maart 2011 heeft Liander een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel aan de [a-straat 1] te Apeldoorn met [betrokkene 3] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 3]). Op 22 oktober 2015 heeft Liander in samenwerking met de politie een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting in bovenstaand perceel. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluiting waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Door de manipulatie werd de elektriciteit niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De fraudespecialist heeft berekend dat er minimaal 15.273 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. Liander is hierdoor voor € 2.022,08 benadeeld.
De medewerker van Liander heeft verbalisant laten zien dat de stroom in het pand aan de [a-straat 1] in Apeldoorn op illegale wijze was afgenomen.
Medeverdachte [betrokkene 3] heeft op 25 oktober 2015 bij de politie verklaard dat hij sinds ongeveer twee jaar de huurder is van de opslagruimte aan de [a-straat 1] in Apeldoorn, waar op 22 oktober 2015 een hennepkwekerij is aangetroffen. Hij en zijn echtgenote maakten sinds enige tijd geen gebruik meer van de ruimte.
Feiten 3 en 4
Op 22 oktober 2015 werd ter opsporing en in beslag neming binnengetreden in een woning aan de [b-straat 1] in Apeldoorn. Verbalisanten zagen dat er een elektrakabel langs de trap liep naar de eerste etage. Op de eerste etage bevonden zich twee slaapkamers waarin een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Er werd gekweekt onder kunstlicht dat werd geschakeld middels tijdschakelaars. In beide kweekruimten was een aan- en afvoerinstallatie aanwezig om de lucht uit de hennepkwekerij te filteren. Ook was er een irrigatiesysteem aanwezig. De warme lucht in de kweekruimten werd verspreid middels ventilatoren. In de kamer rechts achterin de woning, kweekruimte A, stonden in totaal 162 hennepplanten. In de kamer links achterin, kweekruimte B, stonden in totaal 87 hennepplanten. Per vierkante meter stonden er 15 planten. De planten in beide ruimtes hadden een gemiddelde hoogte van ongeveer 90 centimeter. Geschat wordt dat de aangetroffen planten in de vierde groeiweek waren. De planten stonden in uitvouwbare kratten gevuld met aarde en daarop snippers van isolatiemateriaal. In ieder krat stonden drie hennepplanten. Verbalisant constateerde op grond van zijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren. In de schuur behorende bij de woning werden enkele vuilniszakken met potgrond aangetroffen. In de potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes en wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de eerste kweekruimte zijn aangetroffen. Het is dan ook aannemelijk dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden. Verder was het filterdoek van de koolstoffilters vervuild. Vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op. Ook lag er stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en de aanwezige elektra.
Verder was het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen, verkleurd op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de lat.
Uit het onderzoek van Liander is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovenstaand perceel in ieder geval in de periode van mei 2015 tot en 22 oktober 2015.
Medeverdachte [betrokkene 4] heeft in oktober 2015 bij de politie verklaard dat zij de huurster is van de woning aan de [b-straat 1] in Apeldoorn. Ongeveer een jaar geleden is zij in contact is gekomen met een man en een vrouw die zij [verdachte] en [medeverdachte] noemt. [verdachte] en [medeverdachte] hebben haar en haar partner [betrokkene 2] voorgesteld om in hun woning een hennepkwekerij in te richten om wat bij te verdienen. [betrokkene 4] is ermee akkoord gegaan om in twee kamers een hennepkwekerij te laten inrichten. Voor de twee kamers kreeg [betrokkene 4] € 400 à € 500 per maand. Het geld werd in een enveloppe op de keukentafel gelegd door [verdachte] en [medeverdachte]. [verdachte] en [medeverdachte] hebben de kwekerij ingericht en hadden een sleutel van haar woning. [verdachte] en [medeverdachte] deden de gehele verzorging van de hennepkwekerij, inclusief het knippen van de toppen, en zijn een jaar lang bij haar over de vloer geweest. Bij [betrokkene 4] werden geen planten gedroogd. Er was drie keer geoogst, dit zou de vierde oogst worden. Toen [betrokkene 4] de lampen in de kwekerij zag, dacht ze dat hun elektriciteitskosten zouden stijgen, maar die bleven gelijk. Bij het opbouwen van de kwekerij en bij het oogsten mochten [betrokkene 4] en [betrokkene 2] niet aanwezig zijn. De afspraak was dat zij dan weg zou zijn. Haar dochter en schoonzoon [betrokkene 3], medeverdachte [betrokkene 3], hebben met [verdachte] en [medeverdachte] gesproken over hun bergruimte aan de [a-straat]. Nadat [verdachte] en [medeverdachte] het pand hadden bekeken, is besloten dat er een hennepkwekerij in zou komen. De personen die bij de [a-straat] binnen waren toen de politie verscheen, zijn de door haar bedoelde [verdachte] en [medeverdachte], aldus medeverdachte [betrokkene 4].
Bij de rechter-commissaris heeft [betrokkene 4] als getuige verklaard dat ze nog weet dat ze aan een van de rechercheurs heeft gevraagd om te gaan staan toen haar werd gevraagd naar het profiel van [verdachte] en [medeverdachte] want: “Tsja, hoe groot is [verdachte]”.
Toen verbalisant op 30 oktober 2015 in de woning aan de [b-straat 1] in Apeldoorn was, zag hij vanuit het keukenraam een man via het tuinhek de tuin behorende bij de woning inlopen. Verbalisant zag dat de man naar het keukenraam liep, bukte, de keuken inkeek en direct de tuin weer uitliep. Verbalisant herkende de man voor honderd procent als verdachte, die hij vanaf 22 oktober 2015 diverse malen had verhoord. Toen verbalisant naar buiten wilde gaan om de man aan te spreken, was de man verdwenen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een paar keer bij medeverdachte [betrokkene 4] thuis is geweest aan de [b-straat 1] in Apeldoorn. Het klopt dat hij buiten bij de [b-straat 1] was, toen de politie op 30 oktober 2015 in de woning van medeverdachte [betrokkene 4] was. Ook heeft verdachte verklaard dat hij eerder een growshop heeft gehad.
Door [betrokkene 5], fraudespecialist, is namens Liander Duiven aangifte gedaan van diefstal van stroom ten behoeve van een op 22 oktober 2015 aangetroffen hennepkwekerij in een woning aan de [b-straat 1] te Apeldoorn. Vanaf 18 mei 2009 heeft Liander een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar voormeld perceel met [betrokkene 4]. Op 22 oktober 2015 heeft Liander in samenwerking met de politie een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting in bovenstaand perceel. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluiting waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt, die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepkwekerij en deze voorzag van elektriciteit. Door de manipulatie werd de elektriciteit niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De fraudespecialist heeft-berekend dat er minimaal 31.935 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. Liander is hierdoor voor € 3.444,38 benadeeld.
De medewerker van Liander heeft verbalisant laten zien dat de stroom op illegale wijze was afgenomen.”
8. De rechtbank heeft daarnaast ten aanzien van de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten het volgende overwogen:
“Specifieke bewijsoverwegingen feit 2 en 4
Vaststaat dat in de panden aan de [a-straat 1] en de [b-straat 1] in Apeldoorn in de ten laste gelegde periode een hoeveelheid elektriciteit is weggenomen door het manipuleren van de elektriciteitsmeter ten behoeve van een hennepkwekerij. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd door verbreking van de verzegeling van de hoofdaansluiting. Bovendien was de manipulatie aan de [b-straat] van buiten zichtbaar.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het telen van hennep gepaard gaat met het verbruik van een aanzienlijke hoeveelheid elektriciteit ten behoeve van (onder meer) het regelen van het juiste groeiklimaat voor de planten zoals licht en warmte. Nu verdachte, zoals hierboven is vastgesteld, in deze periode in beide panden samen met medeverdachte een hennepkwekerij heeft ingericht en hierin gedurende langere tijd hennep heeft geteeld, heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, zoals onder feit 2 en 4 ten laste is gelegd.”
9. Het hof heeft daarnaast in het bestreden arrest het volgende overwogen:
“Uit de inhoud van de op 6 september 2019 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaringen van [betrokkene 4] en C. [betrokkene 2] is gebleken dat waar [betrokkene 4] in haar eerdere verklaringen sprak over [verdachte] en [medeverdachte] zij [verdachte] en [medeverdachte] bedoelde. Over de rol van verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] bij de hennepkwekerij in de woning van [betrokkene 4] aan de [b-straat 1] in Apeldoorn heeft [betrokkene 4] nog verklaard dat de bemoeienis van de verdachten de hele periode naast het geven van adviezen en het leveren van materialen ook bestond uit het verzorgen van planten, oogsten en opnieuw planten. De getuige [betrokkene 2] heeft daaromtrent nog verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte] een sleutel hadden van hun woning en dat de hennepkwekerij in deze woning van [verdachte] en [medeverdachte] was. Volgens [betrokkene 2] kregen hij en zijn partner [betrokkene 4] een paar keer een envelop met 500 euro en hadden zij zelf geen bemoeienis met de kwekerij.
Met de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen is het hof dan ook van oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepkwekerijen en de illegale afname van de stroom ten behoeve van die kwekerijen.”
Het eerste middel en tweede middel
10. De middelen klagen over het onder 2 en 4 bewezen verklaarde medeplegen van diefstel van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen. In de toelichting betoogt de steller van het middel dat uit de door het hof gebezigde bewijsvoering weliswaar kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt bij de hennepteelt, echter uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de diefstal van elektriciteit een onderdeel vormde van die nauwe samenwerking. De steller van het middel voert aan dat, anders dan het hof heeft overwogen, uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de kwekerijen heeft ingericht. Ook blijkt uit de bewijsvoering niet dat de verdachte weet had van de illegale stroomvoorziening. Tot slot kan uit de bewijsvoering niet worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die, in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte, de elektriciteitsmeter heeft gemanipuleerd door verbreking van de verzegeling van de hoofdaansluiting, aldus de steller van het middel.
11. Bij de bespreking van de middelen kan het volgende worden vooropgesteld. Voor het bewijs van het plegen of medeplegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij is onvoldoende dat uit de bewijsvoering blijkt dat de verdachte betrokken is geweest bij de hennepteelt. [2] Voor het bewijs van diefstal door middel van verbreking dient bewezen verklaard te worden dat de stroom voor de hennepkwekerij buiten de elektriciteitsmeter om werd verkregen door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken. Het enkele tot stand brengen van een dergelijke illegale aansluiting levert echter nog niet het wegnemen van elektriciteit op. Daarvoor is tevens vereist dat opzettelijk gebruik wordt gemaakt van de apparaten of installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. [3]
12. In het geval van medeplegen hoeft niet bewezen te worden dat de verdachte zelf een wegnemingshandeling heeft verricht als hiervoor bedoeld, maar wel is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met degene die de wegnemingshandeling heeft verricht. Mijn voormalig ambtgenoot Knigge merkte in zijn conclusie voorafgaand aan HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390, op dat indien bewezen kan worden dat de verdachte bij het telen van de hennep zo nauw met de andere betrokkenen heeft samengewerkt dat van het medeplegen van telen kan worden gesproken en tevens blijkt dat de verdachte weet had van de illegale stroomvoorziening, daaruit in de regel kan worden afgeleid dat de diefstal van de elektriciteit onderdeel vormde van de nauwe samenwerking en dat de verdachte die diefstal derhalve heeft medegepleegd. [4]
13. Voor zover het middel klaagt dat uit de bewijsconstructie in het door het hof bevestigde vonnis niet kan worden afgeleid dat de verdachte samen met zijn medeverdachte de hennepkwekerijen heeft ingericht, faalt het. Ten aanzien van de hennepkwekerij die is aangetroffen in het pand aan de [b-straat] heeft de rechtbank onder meer de politieverklaring van de medeverdachte [betrokkene 4] uit oktober 2015 tot het bewijs gebezigd. Deze verklaring houdt in dat de verdachte en zijn medeverdachte de hennepkwekerij in de woning van medeverdachte [betrokkene 4] hebben ingericht. [5] Daarnaast blijkt uit de verklaring van [betrokkene 4] dat de verdachte en de medeverdachte met haar dochter en schoonzoon [betrokkene 3], medeverdachte [betrokkene 3], hebben gesproken over hun bergruimte aan de [a-straat]. Nadat de verdachte en de medeverdachte het pand hadden bekeken, is besloten dat er een hennepkwekerij in zou komen. [6] Verder heeft de rechtbank de verklaring van medeverdachte [betrokkene 3], afgelegd op 25 oktober 2015 bij de politie, inhoudende dat hij sinds ongeveer twee jaar de huurder is van de opslagruimte aan de [a-straat], maar dat hij en zijn echtgenote sinds enige tijd geen gebruik meer van de ruimte maken, voor het bewijs gebruikt. [7] Daaruit heeft de rechtbank mijns inziens niet onbegrijpelijk kunnen afleiden dat de verdachte en de medeverdachte zowel de hennepkwekerij aan de [b-straat] als de hennepkwekerij aan de Kooijkersdreef hebben ingericht.
14. In het door het hof bevestigde vonnis heeft de rechtbank onder meer vastgesteld dat in zowel het pand aan de [a-straat] als de woning aan de [b-straat] een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen alsmede dat in beide panden de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen 'buiten de meter om' werd afgenomen. In beide panden was de elektriciteitsmeter gemanipuleerd door de zegels van de hoofdaansluiting te verbreken. De rechtbank heeft daarnaast geoordeeld dat nu de verdachte in beide panden samen met de medeverdachte een hennepkwekerij heeft ingericht en hierin gedurende langere tijd hennep heeft geteeld, de verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Daarin ligt als het oordeel van de rechtbank besloten dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd weggenomen en dat, gelet op het verband tussen het telen van hennep en de diefstal van de voor die hennepteelt gebruikte elektriciteit, ook de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen onderdeel uitmaakte van de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
15. Het eerste en tweede middel falen.
Het derde middel
16. Het derde middel behelst de klacht dat de strafoplegging in strijd is met (de ratio van) artikel 9 lid 4 Sr.
17. Het hof heeft de onderhavige strafzaak met parketnummer 21-000847-17 gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met (onder meer) de, eveneens bij de Hoge Raad aanhangige, strafzaken tegen de verdachte met de parketnummers 21-001259-17 en 21-005948-19. Bij drie afzonderlijke arresten van 17 juni 2020 heeft het hof aan de verdachte de volgende straffen opgelegd:
(i) een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren (de zaak met parketnummer 21-001259-17);
(ii) een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden (in de zaak met parketnummer 21-000847-17);
(iii) een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk (in de zaak met parketnummer 21-005948-19).
18. Ik stel voorop dat ook in gevallen als het onderhavige, waarin tegen een verdachte op dezelfde dag door dezelfde rechter(s) uitspraak wordt gedaan in zaken die gelijktijdig doch niet gevoegd zijn behandeld, artikel 63 Sr van toepassing is. [8] Dit brengt met zich dat de samenloopbepalingen van de artikelen 57-62 Sr van toepassing zijn. Uit de arresten van het hof kan worden afgeleid dat het hof de zaken heeft afgedaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 63 Sr. Daarover wordt in cassatie ook niet geklaagd.
19. Volgens de steller van het middel moet de strafoplegging in alle drie de strafzaken echter wel in strijd worden geacht met (de ratio van) artikel 9 lid 4 Sr. Daartoe betoogt de steller van het middel dat het hof ervoor heeft gekozen de drie afzonderlijke strafzaken wel gelijktijdig maar niet gevoegd te behandelen terwijl voeging wel mogelijk of zelfs aangewezen was. Indien de zaken gevoegd behandeld zouden zijn, zou artikel 9 lid 4 Sr
welvan toepassing zijn geweest. Door de drie zaken wel gelijktijdig maar niet gevoegd te behandelen en op dezelfde dag in alle drie de strafzaken in zijn totaliteit – naast de taakstraf voor de duur van 240 uren – twaalf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, getuigt de strafoplegging (in alle strafzaken) van een onjuiste rechtsopvatting.
20. Artikel 9 lid 4 Sr luidt als volgt:

In geval van veroordeling tot gevangenisstraf of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel ten hoogste zes maanden bedraagt, kan de rechter tevens een taakstraf opleggen.”
21. Alvorens ik inga op de specifieke vraag die de steller van het middel opwerpt, ga ik eerst kort in op de mogelijkheid voor de rechter om een combinatie van hoofdstraffen op te leggen. Lange tijd kende het Wetboek van Strafrecht een cumulatieverbod van hoofdstraffen. Alleen in gevallen waarin de wet dit uitdrukkelijk bepaalde, kon een hoofdstraf tezamen met een andere hoofdstraf worden opgelegd. De wetgever heeft de rechter echter geleidelijk steeds meer ruimte geboden sancties cumulatief op te leggen. Zo kreeg de rechter bij wet van 21 december 1994,
Stb1995, 32, met ingang van 27 januari 1995 de bevoegdheid om bij veroordeling tot gevangenisstraf of hechtenis een geldboete op te leggen. De Wet taakstraffen van 7 september 2000,
Stb2000, 365, heeft de rechter daarnaast de (beperkte) mogelijkheid gegeven een taakstraf naast een gevangenisstraf of hechtenis, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel niet meer dan zes maanden bedraagt, op te leggen. De wetgever wilde de rechter hiermee vooral de mogelijkheid geven om reeds ondergane voorlopige hechtenis te verdisconteren in de strafoplegging. Hierdoor kon het voorarrest in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, zonder dat daarna de ruimte verloren ging voor de oplegging van een taakstraf. [9]
22. Zoals gezegd werpt de steller van het middel de vraag op of de beperkende regel van artikel 9 lid 4 Sr ook van toepassing is in zaken die gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld zijn. Voor zover ik heb kunnen nagaan is deze vraag in de rechtspraak van de Hoge Raad nog niet eerder aan de orde geweest. Een vergelijking zou echter kunnen worden gemaakt met de begrenzing van de straftoemetingsvrijheid van de politierechter, zoals bepaald in artikel 369 lid 1 Sv. Artikel 369 lid 1 Sv bepaalt dat de politierechter niet bevoegd is tot oplegging van een gevangenisstraf van meer dan een jaar. De beperkende regel van artikel 369 lid 1 Sv geldt eveneens in geval van samenloop van strafbare feiten, echter alleen indien aan de verdachte bij gelijktijdige en gevoegde berechting van meerdere strafbare feiten één gevangenisstraf wordt opgelegd. Bij ongelijktijdige berechting van strafbare feiten waarop ingevolge artikel 63 Sr de samenloopbepalingen van de artikelen 57-62 Sr van toepassing zijn, geldt deze beperkende regel niet. [10] In die gevallen kan ook een straf worden opgelegd die de in artikel 369 lid 1 Sv genoemde grens overschrijdt.
23. Ik wil ook wijzen op HR 15 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5990. In die zaak oordeelde de Hoge Raad dat het uitgangspunt dat aan de verdachte niet de ISD-maatregel in combinatie met een straf kan worden opgelegd, alleen geldt wanneer de verdachte voor meerdere strafbare feiten tegelijkertijd wordt berecht. Dit uitgangspunt geldt echter niet wanneer de verdachte voor meerdere strafbare feiten ongelijktijdig wordt berecht waar gelijktijdige berechting mogelijk was. Volgens de Hoge Raad is artikel 63 Sr niet van toepassing bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de oplegging van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf na een eerder opgelegde ISD-maatregel. [11] Artikel 63 Sr heeft immers alleen het oog op de samenloopbepalingen van de artikelen 55 tot en met 62 Sr. Ook dit arrest vormt een aanwijzing dat de wettelijke beperking van cumulatie van straffen bij (hetzij ongelijktijdige, hetzij gelijktijdige, doch) niet-gevoegde berechting uitsluitend voortvloeit uit de samenloopbepalingen van de artikelen 55 tot en met 62 Sr die in dat geval over de band van artikel 63 Sr van overeenkomstige toepassing zijn.
24. Ik keer terug naar de voorliggende zaak. Alhoewel de wetgever slechts een beperkte combinatie van vrijheidsstraf en taakstraf mogelijk heeft willen maken, brengt de door mij aangehaalde jurisprudentie mij tot het oordeel dat de beperkende regel van artikel 9 lid 4 Sr slechts geldt bij gelijktijdige en gevoegde berechting van meerdere strafbare feiten en niet, zoals in de onderhavige zaak, bij gelijktijdige doch niet-gevoegde berechting van meerdere strafbare feiten. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
Slotsom
25. Het eerste en tweede middel falen en kunnen met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan. Het derde middel faalt eveneens.
26. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
27. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Met inbegrip van de voorliggende zaak betreft dit de zaken met de rolnummers: 20/01841, 20/01843 P, 20/01869 P, 20/01870, 20/01873, 20/01871 P, 20/01876.
2.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511; HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390; HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:3218.
3.Vgl. mijn voormalig ambtgenoot Knigge in zijn conclusie voorafgaand aan HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390 (ECLI:NL:PHR:2018:8), alsmede voorafgaand aan HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:42 (ECLI:NL:PHR:2018:1223). Zie ook HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3361 en HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511.
4.AG Knigge d.d. 9 januari 2018, ECLI:NL:PHR:2018:8. Steun voor dit standpunt kan mijns inziens worden gevonden in HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1900. Ook in die zaak was – kort gezegd - ten laste van de verdachte bewezen verklaard het medeplegen van opzettelijk telen van hennep en het medeplegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. Alhoewel ik in die zaak anders concludeerde en meende dat het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen wel had kunnen afleiden dat tussen de verdachte en anderen een bewuste en nauwe samenwerking had bestaan die was gericht op het telen van hennep, lag dit wat mij betreft anders ten aanzien van het medeplegen van de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De Hoge Raad verwierp echter het cassatieberoep, inclusief het middel dat was gericht tegen het bewezen verklaarde medeplegen van diefstal van elektriciteit. Zie tevens mijn conclusie voorafgaand aan HR 22 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:929.
5.Vgl. voetnoot 13 waarin is verwezen naar onder meer p. 375 van het proces-verbaal verhoor verdachte ([betrokkene 4]).
6.Vgl. voetnoot 13 waarin is verwezen naar onder meer p. 377 van het proces-verbaal verhoor verdachte ([betrokkene 4]).
7.Vgl. voetnoot 9 is verwezen naar het proces-verbaal verhoor verdachte ([betrokkene 3]), p. 522.
8.Vgl. HR 17 december 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9143; HR 19 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8367; HR 28 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8324,
9.Zie E.J. Hofstee in: J.W. Fokkens, E.J. Hofstee & A.J. Machielse (red.),
10.HR 8 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8335,
11.Vgl. ook F.C.W. de Graaf & M.J. Borgers,