ECLI:NL:HR:2004:AP1370
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Onderscheid in belastingaftrek tussen gehuwden en ongehuwd samenwonenden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 september 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 79.662 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de vraag of het bepaalde in artikel 45, lid 4, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB '64) leidt tot een ongeoorloofd onderscheid tussen gehuwden en ongehuwd samenwonenden. Volgens de wet kunnen gehuwden een hoger bedrag aan persoonlijke verplichtingenrente in aftrek brengen dan ongehuwd samenwonenden. Belanghebbende betoogde dat dit onderscheid in strijd is met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
De Hoge Raad oordeelt dat het verschil in behandeling niet als discriminatie kan worden aangemerkt, omdat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het maken van fiscale regels. Het onderscheid is gerechtvaardigd door de verschillende fiscale behandeling van gehuwden en ongehuwd samenwonenden, waarbij de wetgever heeft beoogd om beide groepen in gelijke mate te laten profiteren van belastingaftrekken. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.