ECLI:NL:HR:2006:AY8320
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak met verstekmededeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2006 uitspraak gedaan over de overschrijding van de redelijke termijn in een strafzaak. De verdachte was in deze zaak veroordeeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage, maar had geen kennis kunnen nemen van de uitspraak omdat er geen verstekmededeling was betekend. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en concludeert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit is vastgesteld op basis van het feit dat er tussen de datum van de uitspraak op 20 mei 1998 en de betekening op 20 december 2005 geen pogingen zijn gedaan om de verdachte op de hoogte te stellen van de uitspraak, terwijl de verdachte gedurende deze periode ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie.
De Hoge Raad overweegt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte gedurende meer dan zeven jaren geen kennis heeft kunnen nemen van de uitspraak. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte op het moment van de betekening van de aanzegging gedetineerd was en dat er geen bewijs is dat het Openbaar Ministerie enige poging heeft gedaan om de uitspraak aan de verdachte bekend te maken. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter is vernietigd, en verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.