ECLI:NL:HR:2007:BA5836
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Gebruik van getuigeverklaring voor het bewijs in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de betrokkenheid van de verdachte voornamelijk was gebaseerd op getuigenverklaringen die niet door de verdediging konden worden betwist. De Hoge Raad oordeelde dat het gebruik van deze getuigenverklaringen als bewijs niet in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), mits de betrokkenheid van de verdachte voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. Echter, in dit geval was de betrokkenheid van de verdachte bij het bewezenverklaarde feit onvoldoende onderbouwd door andere bewijsmiddelen, waardoor het Hof de getuigenverklaringen niet tot het bewijs had mogen bezigen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 9 juni 2003 in Amersfoort, waarbij een personenauto en andere goederen werden weggenomen. De verdachte, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was, heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstal. De verdediging heeft geprobeerd getuigen te horen, maar de getuige die cruciaal was voor de verdediging, was niet beschikbaar. De Hoge Raad concludeerde dat de verklaringen van de getuige niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof.