ECLI:NL:HR:2009:BK3086
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over accijnstarieven en tariefindeling van alcoholhoudende dranken na prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van Siebrand B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de indeling van alcoholhoudende dranken in de tariefposten van de Gecombineerde nomenclatuur, specifiek de accijnstarieven die van toepassing zijn op deze dranken. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie gegrond verklaard, waarbij de uitspraak van het Hof werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De achtergrond van de zaak ligt in een prejudiciële vraag die door de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is gesteld. Dit betrof de tariefindeling van dranken die zijn samengesteld uit gegiste alcohol en andere ingrediënten zoals gedistilleerde alcohol, water, suikersiroop, aroma's en kleurstoffen. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 7 mei 2009 geoordeeld dat dergelijke dranken niet onder post 2206 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, maar onder post 2208, wat van belang is voor de toepassing van accijnstarieven.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof in Arnhem een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd bij de beoordeling van de tariefindeling van de dranken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verhouding tussen gegiste en gedistilleerde alcohol een karakterbepalend kenmerk is en dat het maken van een onderscheid op basis van deze verhouding niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het Hof ten onrechte is uitgegaan van een onjuiste ingangsdatum voor de overgangstermijn en dat het gewekte vertrouwen van de belastingplichtige in acht genomen moet worden.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en gelast dat de Staat het griffierecht aan de belanghebbende vergoedt. De zaak wordt nu terugverwezen naar het Gerechtshof voor verdere beoordeling van de tariefindeling en de toepasselijke overgangstermijn.