ECLI:NL:HR:2010:BM0891
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Grond voor gedwongen ontheffing ouder uit ouderlijk gezag in het belang van het kind
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De moeder had eerder een verzoek ingediend tot ontheffing van het ouderlijk gezag, maar het hof had dit verzoek afgewezen. De moeder was bereid zich niet te verzetten tegen de uithuisplaatsing van haar kind, wat de vraag opriep of dit voldoende was om in het belang van het kind geen ontheffing uit te spreken. De Hoge Raad verwijst naar eerdere rechtspraak, waaronder HR 4 april 2008, NJ 2008, 506, en overweegt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de moeder, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk, en openbaar uitgesproken door E.J. Numann.