ECLI:NL:HR:2010:BN9358
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van een vonnis door verzuim in de opname van bewijsmiddelen in de Antilliaanse strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft een verdachte die gedetineerd was in het Huis van Bewaring 'Point Blanche' op Sint Maarten. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Wendenburg. De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof verzuimd had de inhoud van de bewijsmiddelen op te nemen in het vonnis, zoals vereist door artikel 402, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (SvNA). Dit verzuim leidt volgens artikel 402, zevende lid, SvNA tot nietigheid van het vonnis. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, behalve het middel dat betrekking had op het ontbreken van de bewijsmiddelen. Dit middel slaagde, wat betekende dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad heeft vervolgens de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de correcte opname van bewijsmiddelen in vonnissen en de gevolgen van het verzuim daarvan.