ECLI:NL:HR:2011:BO9577
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurder en bank bij faillissement en onrechtmatige daad
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van een failliete vennootschap en de betrokken bank voor onrechtmatig handelen in het kader van een faillissement. De Hoge Raad behandelt de vordering van de Ontvanger van de Belastingdienst tegen de bestuurder [verweerder 2] en de vennootschap [verweerster 1], alsook tegen ING Bank N.V. De zaak betreft een transactie waarbij de bestuurder via [verweerster 1] een partij tegels uit de boedel van de failliete vennootschap heeft gekocht en deze met aanzienlijke winst heeft doorverkocht. De Ontvanger stelt dat deze handelingen onrechtmatig waren en dat de belangen van de boedel zijn geschaad.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof op onjuiste gronden niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de bestuurder in strijd heeft gehandeld met zijn zorgplicht jegens de Ontvanger. Het hof had moeten vaststellen in welke hoedanigheid de bestuurder de tegels heeft gekocht en of hij daarbij zijn bijzondere zorgplicht heeft geschonden. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
In het geding tegen ING verwerpt de Hoge Raad het beroep van de Ontvanger, oordelend dat ING niet onrechtmatig heeft gehandeld en geen bijzondere zorgplicht had jegens de Ontvanger. De Hoge Raad bevestigt dat ING als onafhankelijke kredietverschaffer optrad en dat er geen bewijs was dat ING de belangen van de Ontvanger op onrechtmatige wijze heeft veronachtzaamd. De kosten van het geding in cassatie worden toegewezen aan de partijen.