Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
17 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, poging tot afpersing en mishandeling, in het kader van mensenhandel. De bewezenverklaring van deze feiten was onderwerp van discussie. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd en dat de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid uit de overwegingen van het hof. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de zogenoemde Promis-werkwijze, waarbij de redengevende feiten en omstandigheden in een arrest worden samengevat. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen voor de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De overige cassatiemiddelen werden verworpen.