Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
(i) het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en
(ii) de schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, geformuleerde eisen.
(Vgl. HR 22 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654)
Daarbij slaat de Hoge Raad acht op het volgende. De griffiemedewerker heeft een akte cassatie opgemaakt. Deze akte houdt in als verklaring van die medewerker dat hij de schriftelijk gemachtigde is van de betrokkene en dat hij bepaaldelijk is gevolmachtigd om namens de betrokkene cassatie in te stellen. De advocaat Van der Weide heeft blijkens zich in het dossier bevindende stukken kenbaar gemaakt hetgeen hiervoor onder 2.1 onder (v) is weergegeven. Gelet op dit samenstel van omstandigheden houdt de Hoge Raad het ervoor dat de advocaat Van der Weide voorafgaand aan het opmaken van de akte alsnog een schriftelijke volmacht, zoals hiervoor onder 2.3 is bedoeld, aan de griffiemedewerker heeft doen toekomen en dat deze schriftelijke volmacht later in het ongerede is geraakt. Het in het ongerede raken van de schriftelijke volmacht dient niet ten nadele van de betrokkene te strekken. De betrokkene is daarom ontvankelijk in zijn beroep.
3.Slotsom
4.Beslissing
16 maart 2021.