Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Op 2 augustus 2022 heeft Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de uitleg van het bestuurdersbegrip in het belastingverdrag tussen Nederland en Brazilië, en de toepassing van overgangsrecht in het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. De belanghebbende, die in Nederland woonde en werkzaam was bij een concern met internationale activiteiten, had in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toegepast op bonussen die hij had ontvangen. De Hoge Raad oordeelde dat de bonussen niet konden worden aangemerkt als beloning voor werkzaamheden verricht als bestuurder van vennootschappen in Brazilië en Argentinië, omdat de belanghebbende in de relevante jaren niet statutair bestuurder was van deze vennootschappen. Het Hof had eerder geoordeeld dat de belastingverdragen geen grond boden voor voorkoming van dubbele belasting, en de Hoge Raad bevestigde dit oordeel. De Hoge Raad oordeelde verder dat de stelling van de belanghebbende dat de bonussen als nagekomen baten moesten worden behandeld, niet opging, omdat de relevante verdragsbepalingen niet meer van toepassing waren. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigde de uitspraak van het Hof.