ECLI:NL:PHR:2015:251

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
20 maart 2015
Zaaknummer
13/05040
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

Nr. 13/05040
Zitting: 27 januari 2015
Mr. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem heeft bij arrest van 10 oktober 2013 de verdachte wegens 1. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, 2. “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd”, 3. “medeplegen van het opzettelijk enig elektriciteitswerk beschadigen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd”, 4. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet” en 5. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vordering van twee benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte ten aanzien van beide vorderingen een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Deze zaak hangt samen met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte], bekend onder nummer 14/03431, in welke zaak ik vandaag eveneens concludeer.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. U. Ural, advocaat te Enschede, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld. Namens de benadeelde partij Enexis BV heeft mr. A.J. van der Kolk, advocaat te Zwolle, een verweerschrift ingediend.
4. Het
eerste middelklaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
5. Namens de verdachte is op 17 oktober 2013 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 20 juni 2014 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, zodat de inzendingstermijn is overschreden. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
6. Het middel is terecht voorgesteld.
7. Het
tweede middelkeert zich tegen de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, voor zover daarin de kosten van rechtsbijstand en executie zijn betrokken. Uit de toelichting, in samenhang met het middel gelezen, leid ik af dat het middel ook de klacht behelst dat de kosten van rechtsbijstand en executie in het kader van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij ten onrechte twee maal zijn berekend.
8. Het bestreden arrest houdt ten aanzien van deze vordering van de benadeelde partij Enexis het volgende in:

“Vordering van de benadeelde partij Enexis

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.328,81. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 12.593,20. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 08-700394-11 onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag van € 12.593,20. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.”
9. Ten aanzien van de proceskosten houdt het dictum het volgende in:
“Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van de uitspraak begroot op
€ 300,00 (driehonderd euro).
10. Ik stel het volgende voorop. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten van rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. [1] Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in art. 36f, eerste lid, Sr voorziene maatregel. Indien een benadeelde partij dergelijke proceskosten als onderdeel van de schade in de zin van art. 51a Sv vordert, dient zij in zoverre in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Door een benadeelde partij gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten, waaromtrent de rechter ingevolge het bepaalde in art. 592a Sv in de daar bedoelde gevallen een afzonderlijke beslissing dient te geven, die ingevolge het bepaalde in art. 361, zesde lid, Sv in het vonnis dient te worden opgenomen. [2] Een redelijke uitleg van art. 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. [3]
11. Tot de aan de Hoge Raad toegezonden stukken behoort een op naam van Enexis B.V. opgemaakt “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces”, dat, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, inhoudt:

“1. Kosten metercontrole€ 99,012. Netwerkkosten elektriciteit€ 279,513. Elektriciteitsmeter 3e fase€ 36,304. Uurloon monteur€ 130,005. Uurloon inspecteur€ 288,006. Materialen€ 600,007. Vooronderzoek en dossieraanleg€ 53,258. Dossierverwerking en aangifte€ 106,509. Opmaken factuur€ 71,0010. Afhandelingskosten€ 106,5011. Verbruik elektriciteit€ 10.860,3812. Wettelijke rente over hoofdsom tot en met heden +PM € 298,3613. (Buiten)gerechtelijke kosten (BIK):€ 800,0014. Salaris gemachtigde€ 600,00”

12. De vordering is ten aanzien van de kosten rechtsbijstand en de proceskosten als volgt toegelicht:
“Enexis maakt voor wat betreft de kosten voor rechtsbijstand en de proceskosten aanspraak op de (buiten)gerechtelijke (proces)kosten op grond van de “Staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) en salarissen gemachtigde in rolzaken” (
bijlage 5). Op grond van artikel 592a Sv brengt een redelijke uitleg van dit artikel mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. [4]
13. Ter zitting in hoger beroep is niemand namens de benadeelde partij verschenen om de vordering toe te lichten. De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot een bedrag van € 12.593,20 toe te wijzen, met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 95 dagen hechtenis, met vermeerdering van de wettelijke rente. Door of namens de verdachte is de vordering niet betwist. In eerste aanleg is de vordering uitvoeriger aan de orde geweest. De raadsman van de verdachte heeft aldaar aangevoerd dat de verdachte vindt dat de schade verhaald moet worden op degenen die deze werkelijk hebben veroorzaakt, te weten de “groep Eindhoven”. Namens de benadeelde partij verscheen mr. Van der Kolk ter terechtzitting. Hij heeft de vordering als volgt mondeling toegelicht:
“Het bedrag op de vordering van € 10.860,38 behelst de feitelijk afgenomen stroom. De overige bedragen hebben betrekking op gemaakte kosten, zoals het direct ter plekke zijn van de inspecteur. Het spreekt uiteraard voor zich dat er van alles hersteld moest worden in die panden en dat er vervolgens monteurs naar die panden moesten, waarmee ook reiskosten gemoeid zijn. Met de term “vooronderzoek en dossieraanleg” wordt bedoeld kosten die verband houden met het vooronderzoek, controle van contactgegevens, melding en aansturing van de inspecteur en het aanleggen van een fraudedossier. Daarnaast zijn er nog kosten voor dossierverwerking en het doen van aangifte, die verband houden met het aansprakelijk stellen van de klant, het maken van foto’s en het vastleggen van deze gegevens in het systeem. Voor het opmaken van de factuur dienen hele berekeningen te worden gemaakt, hetgeen ook de nodige kosten met zich brengt. De afhandelingskosten zijn kosten die verband houden met de afhandeling van het dossier, dus met de contacten met de politie en de officier van justitie. Al deze kosten komen voor in het Tarievenboek. Men dient zich te realiseren dat Enexis heel voorzichtig te werk wordt gegaan bij het berekenen van die kosten, in dubio pro reo als het ware. Het tarief wat bijvoorbeeld in rekening wordt gebracht voor elektriciteit, is het inkooptarief voor de grootgebruiker en niet het consumententarief, wat veel hoger ligt. Kortom, er wordt heel voorzichtig –dat geldt ook voor de berekende periode- een schatting gemaakt wat de schade is voor Enexis.”
14. Het bestreden arrest maakt niet inzichtelijk hoe het toegewezen bedrag van € 12 593,20 is opgebouwd. Dat bedrag komt overeen met het bedrag dat de rechtbank naar aanleiding van de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen. Noch aan het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep noch uit de overwegingen in het arrest valt een aanwijzing te ontlenen dat het door het hof toegewezen bedrag aan schadevergoeding uit andere posten is samengesteld dan het bedrag dat de rechtbank heeft toegewezen. Uit de motivering door het hof kan niet worden afgeleid of het bedrag tevens een bedrag bevat voor de kosten als bedoeld in art. 592a Sv. Gelet op de hoogte van het bedrag, die gelijk is aan het door de rechtbank toegewezen bedrag, en het ontbreken van een meer specifieke motivering dan wel enige andere aanwijzing dat het hof heeft willen afwijken van de berekening in het vonnis in eerste aanleg, moet het ervoor worden gehouden dat het bedrag dezelfde posten bevat als de beslissing van de rechtbank.
15. De rechtbank heeft de motivering van haar beslissing wel toegespitst op de specifieke posten. Zij heeft de (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering als volgt gemotiveerd:
“Enexis B.V., gevestigd te Zwolle, heeft zich eveneens voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 14.328,81 (veertienduizend driehonderd acht en twintig euro en een en tachtig eurocent). Deze schade bestaat uit de post “verbruik elektriciteit” met daaraan gerelateerde kosten. Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de onder parketnummer 08/700394-11 sub 2 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde. De opgevoerde schadeposten zijn voor wat betreft de kosten metercontrole, netwerkkosten elektriciteit, elektriciteitsmeter 3e fase, uurloon monteur, uurloon inspecteur, materialen en verbruik elektriciteit, voldoende onderbouwd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal deze kosten bepalen aan de hand van het kanton liquidatietarief. In de zaak wordt aldus toegekend: 2 punten à € 150,--.
De opgevoerde schadeposten vooronderzoek en dossieraanleg, dossierverwerking en aangifte, opmaken factuur, afhandelingskosten, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling dienaangaande, alsmede de meer gevorderde advocaatkosten, alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 12.593,20, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf het moment waarop de feiten zijn gepleegd.”
16. Optelling van de verschillende door de rechtbank in de berekening betrokken posten leidt tot de conclusie dat er in het door de rechtbank toegewezen bedrag een bedrag van € 300,00 is opgenomen voor kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van het vonnis. Die aanname volgt ook uit de motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, waarin de rechtbank tot uitdrukking brengt dat zij de verdachte zal veroordelen tot betaling van kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van het vonnis, terwijl de kosten aan de hand van het kanton liquidatietarief worden bepaald op 2 punten à € 150, te weten € 300,-. [5] Die aanname strookt voorts met het feit dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel slechts heeft toegepast tot het bedrag van € 12.293,20 en daar dus terecht de genoemde proceskosten ter hoogte van € 300,00 van heeft uitgezonderd.
17. Gelet op het voorafgaande, moet het ervoor worden gehouden dat ook in het door het hof toegewezen bedrag kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van het vonnis zijn begrepen. Nu het hof – anders dan de rechtbank – naast het bedrag van € 12.593,20 een bedrag van € 300,00 heeft toegewezen wegens door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, ligt in de beslissing besloten dat er twee maal een bedrag van € 300,00 is toegekend voor de desbetreffende kosten, terwijl het hof de desbetreffende kosten voorts ten onrechte als rechtstreekse schade heeft aangemerkt. Het middel klaagt daarover terecht.
18. Het voorafgaande betekent dat het hof ten onrechte de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen tot een bedrag van € 12.593,20,-. Het betekent voorts dat het hof, anders dan de rechtbank, ten onrechte kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van het vonnis zijn begrepen heeft betrokken in de berekening van de rechtstreekse schade in het kader van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook daarover klaagt het middel terecht. Tot terugwijzing hoeft zulks evenwel niet te leiden. De Hoge Raad kan de zaak om redenen van doelmatigheid zelf afdoen. [6]
19. De middelen zijn terecht voorgesteld.
20. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
21. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en voor zover het hof heeft beslist dat het aan de benadeelde partij Enexis toegewezen bedrag en het bedrag dat uit hoofde van de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd mede omvatten de door de benadeelde partij gemaakte en te maken kosten van rechtsbijstand en executie, en tot vermindering daarvan tot € 12.293,20,-. De Hoge Raad kan de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige strekt deze conclusie tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie onder meer HR 21 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1533,
2.HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4442 en HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9405,
3.HR 29 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1819, NJ 2002/123, m.nt. Cleiren.
4.Als bijlage 5 is toegevoegd een uitdraai van De Staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) en salarissen in rolzaken sector kanton.
5.In het dictum van het vonnis is kennelijk abusievelijk afzonderlijk opgenomen dat de verdachte voorts wordt veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op datum vonnis begroot op nihil, als ook in de kosten van betekening van het vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
6.Vgl. ook HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:382, HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2855, HR 12 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3797,