Voetnoten
2.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 november 2015, p. 22: “Ik weet dat het een vrij kort tijdsbestek was en dat ik snel in de modus schoot van overleven”.
3.Zie de pleitnotitie op p. 6 en p. 8/9.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 7 april 2015, p. 2.
5.Verwezen wordt naar de uitspraken van het EHRM van 15 september 2015 in de zaak Moinescu tegen Roemenië, nr. 16903/12, van 16 september 2014 in de zaak Mischie tegen Roemenië, nr. 50224/07, en van 5 juli 2016 in de zaak Lazu tegen de Republiek Moldavië, nr. 46182/08. In de laatste twee zaken overweegt het EHRM dat onder omstandigheden er een positieve verplichting voor de appelinstantie bestaat om maatregelen te nemen om getuigen te horen. Het EHRM overweegt in de zaak Lazu: “For these reasons, the Court notes that the requirements of a fair trial necessitated the rehearing of witnesses and that the Court of Appeal was under an obligation to take positive measures to such an end, even if the applicant did not request it”.
6.EHRM 6 oktober 2016 in de zaak Constantinides v. Griekenland, nr. 76438/12, rov 38, 39 (onherroepelijk sinds 6 maart 2017) ; Schatschaschwili v, Germany, GC, no 9154/10, § 111-131, CEDH 2015.
7.De Toelichting bij het Handvest formuleert dat het gaat om optreden van de lidstaten ‘binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie’. In de toelichting wordt verwezen naar vier arresten: HvJ 13 juli 1989, zaak C-5/88, Wachauf, ECLI:EU:C:1989:321; HvJ 13 april 2000, zaak C-292/97, Karlsson, ECLI:EU:C:2000:202, p. 37; HvJ 18 juni 1991, zaak C-260/89, ERT, ECLI:EU:C:1991:254; HvJ 18 december 1997, zaak C-309/96, Annibaldi, ECLI:EU:C:1997:631. Ik gebruik de Nederlandse term ‘werkingssfeer’ (toepassingsbereik of toepassingsgebied; Engels: ‘scope’) in de zin dat de term ook het ten uitvoer brengen van Unierecht omvat. Zie bijv. ook de Nederlandse versie van de conclusie van A-G Mengozzi van 7 februari 2017(1), C-638/16 PPU, rov. 75 met verwijzing naar het arrest van het HvJ van 26 februari 2013, Åkerberg Fransson (C-617/10, EU:C:2013:105, punt 21).
8.Michael Dougan, ‘Judicial Review of Member State Action under the General Principles and the Charter: Defining the “Scope of Union Law”’, in: Common Market Law Review 52: 1201–1246, p.1206. 2015.
9.Zie ook de Beschikkingen van 19 juni 2014, Balázs en Papp, C 45/14, niet gepubliceerd, EU:C:2014:2021, par. 20, en de Beschikking van het Hof van 15 april 2015, Burzio, C 497/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:251, par. 27). Franstalige versies van deze beschikkingen zijn te raadplegen op de website van het Hof van justitie.
10.Beschikking van het Hof van 10 november 2016, ECLI:EU:C:2016:871 inzake Pardue (C-321/16).
11.Interdepartementale Commissie Europees Recht ICER handleiding -nationale toepassing EU-Grondrechtenhandvest, Maart 2014. De Toelichting bij het Handvest formuleert dat het gaat om optreden van de lidstaten ‘binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie’. In de toelichting wordt verwezen naar vier arresten: HvJ 13 juli 1989, zaak C-5/88, Wachauf, ECLI:EU:C:1989:321; HvJ 13 april 2000, zaak C-292/97, Karlsson, ECLI:EU:C:2000:202, p. 37; HvJ 18 juni 1991, zaak C-260/89, ERT, ECLI:EU:C:1991:254; HvJ 18 december 1997, zaak C-309/96, Annibaldi, ECLI:EU:C:1997:631.
12.Zie bv. C-411/10, NS.
13.Zie C-617/10 Åkerberg Fransson.
14.Zie C-28/95 Leur-bloem.
15.Zie bv. C-260/89 ERT en C-60/00 Carpenter.
16.K. Lenaerts, ‘Exploring the Limits of the EU Charter of Fundamental Rights’, in: European Constitutional Law Review 2012, p. 375-423 en A. Rosas, ‘When is the Charter of Fundamental Rights Applicable at the National Level?’Jurisprudencija 2012, 19 (4), p. 1269-1288. Beide bronnen geciteerd in: M. Morijn, A. Pahladsingh en H. Palm, ‘Vijf jaar bindend Handvest van de Grondrechten: wat heeft het de rechtzoekende opgeleverd?’, in: Nederlands tijdschrift voor Europees recht, 21e Jrg, nr. 4., pp. 123-132, nt.3.
17.In HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608, wordt dit arrest van het Hof van Justitie ook aangehaald. 18.Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 21 109, nr. 227. Besluit van 20 februari 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L 294) (Stb. 2016, 475), van de wet van 17 november 2016, houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen (Stb. 2016, 476) en van het besluit van 26 januari 2017, houdende regels voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor waaraan de raadsman deelneemt (Besluit inrichting en orde politieverhoor) (Stb. 2017, 29), Stb. 2017, 66.
19.Stb. 2014, 434.
20.ECLI:EU:C:2016:818. De zaak wordt ook aangehaald in de cassatieschriftuur.
21.Bijvoorbeeld EHRM, 28 Juni 2011, Šebalj t. Kroatië, no. 4429/09. Geen verhoorbijstand: schending. In deze zaak werd aanvankelijk ook geen consultatiebijstand geboden. Het betreft een in opdracht van de rechtbank gegeven verhoor, waarvoor een raadsman werd opgeroepen tegen een tijdstip na afronding van het verhoor. De vastlegging van het tijdstip van het verhoor was onvolkomen. De later bestreden bekentenis afgelegd tijdens dat verhoor werd gebruikt als belangrijk onderdeel van het bewijs. Over het niet uitsluiten van het bewijs stelt het Hof: ”… in the present case, the applicant was undoubtedly affected by the restrictions on his access to a lawyer. Neither the assistance provided subsequently by a lawyer, nor the adversarial nature of the ensuing proceedings, could remedy the defects which had occurred during the applicant’s custody (see Salduz, cited above, § 58; Amutgan v. Turkey, no. 5138/04, § 18, 3 February 2009; and Dayanan v. Turkey, no. 7377/03, § 33, ECHR 2009-...).”
22.EHRM 24 oktober 2013, Navone e.a. c. Monaco, nos 62880/11, 62892/11 et 62899/11) : 80. Par ailleurs, elle a déjà jugé qu’une application systématique de dispositions légales pertinentes qui excluent la possibilité d’être assisté par un avocat pendant les interrogatoires suffit, en soi, à conclure à un manquement aux exigences de l’article 6 de la Convention (voir, en premier lieu, Salduz, précité, §§ 56 et 61-62). Zie ook EHRM 9 februari 2010, Boz c. Turquie, no 2039/04 : « 34. En l'espèce, nul ne conteste que le requérant a été privé de l'assistance d'un conseil lors de sa garde à vue – donc pendant ses interrogatoires – (paragraphe 5 ci-dessus) parce que la loi en vigueur à l'époque pertinente y faisait obstacle (Salduz, précité, §§ 27 et 28). » Zie ook EHRM, 12 januari 2016, Borg t. Malta, 37537/13.
24.Volgens het CEPEJ Report on "European judicial systems – Edition 2014 (2012 data): efficiency and quality of justice", p. 75 wordt in Nederland van alle landen op het Europese continent per hoofd van de bevolking het hoogste bedrag aan publiek gefinancierde rechtshulp gegeven. In het Verenigd Koninkrijk ligt het bedrag beduidend hoger. Wat betreft rechtsbijstand in de fase van voorarrest in strafprocedures is Nederland qua publieke besteding een middenmoter. Voor de zittingsfase in strafprocedures staat Nederland qua publiek gefinancierde rechtshulp in de hoger regionen van de West-Europese landen (vgl. de WODC-studie van M. Barendrecht e.e.., Legal Aid in Europe: Nine Different Ways to Guarantee Access to Justice? (WODC, 2014).
25.Gesetzentwurf der Bundesregierung Entwurf eines Gesetzes zur effektiveren und praxistauglicheren Ausgestaltung des Strafverfahrens, 18/11277, 22/2/ 2017, p. 13.
26.In de zaak van de Amsterdamse marktmeester komt de Hoge Raad niet tot een ander oordeel (81 RO, HR 28 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:330, na een conclusie van A-G Hofstee, ECLI:NL:PHR:2017:96. 27.Zie bijv. Thomas E. Fairchild, Limitation of New Judge-Made Law to Prospective Effect Only: "Prospective Overruling" or Sunbursting, 51 Marq. L.Rev. 254 (1968), http://scholarship.law.marquette.edu/mulr/vol51/iss3/3
28.De zaak betreft: Application no. 23192/15, zie HUDOC.
29.Eerste Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 157, E..