3.1.De beschikking van de rechtbank houdt – voor zover van belang – het volgende in:
“Procedure
Op 24 augustus 2021 is op grond van artikel 552a, in samenhang met de artikelen 126nf, 96a, derde lid, en 98 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 22 maart 2022 door de raadkamer in het openbaar behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. L. de Graaf, en de raadsman van klaagster, mr. R.J. van Eenennaam, zijn gehoord. De pleitnotitie van de raadsman zal worden gehecht aan het proces-verbaal van de zitting.
Feiten
Bij beslissing van 23 februari 2021 heeft de rechter-commissaris in het strafrechtelijk onderzoek tegen [betrokkene 2] (hierna: de verdachte) met opgemeld parketnummer aan de officier van justitie, op diens vordering, een machtiging verleend voor een vordering tot het verstrekken van gevoelige gegevens op grond van artikel 126nf Sv gericht aan [klaagster] (oftewel klaagster).
De vordering ziet op de volgende gegevens:
- het complete medisch dossier van [betrokkene 1] (hierna te noemen: [betrokkene 1]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017.
De officier van justitie heeft bij klaagster uiteindelijk een deel van het medisch dossier van [betrokkene 1] gevorderd ter inbeslagname.
De raadsman van klaagster heeft op 20 mei 2021 aan de officier van justitie geschreven dat klaagster bereid is aan de - beperkte - vordering gehoor te geven, met dien verstande dat het ziekenhuis bereid is het medisch dossier middels een beveiligde verbinding door te zenden aan de rechter-commissaris, omdat de rechter-commissaris het dossier in beslag zal moeten nemen, waarna de toegangscode bekend zal worden gemaakt als onherroepelijk is beslist op het beroep dat het ziekenhuis doet op het verschoningsrecht. De raadsman heeft in ditzelfde bericht vermeld dat voor zover de officier van justitie zich op het standpunt blijft stellen dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het belang van waarheidsvinding zou prevaleren boven het belang van het verschoningsrecht, de brief aan de officier van justitie moet worden beschouwd als een bezwaarschrift in de zin van artikel 98 lid 2 Sv. In het verweerschrift van 15 juli 2021 heeft de officier van justitie haar standpunt gehandhaafd, stellende dat haars inziens sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het belang van waarheidsvinding prevaleert boven het belang van het verschoningsrecht.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 23 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard en aan klaagster het bevel gegeven tot afgifte van het medisch dossier van [betrokkene 1], voor zover betrekking hebbend op de opname van 31 december 2020, via een beveiligde email aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft beslist dat slechts van deze gegevens zal worden kennisgenomen indien onherroepelijk is beslist op het beklag ex artikel 552a Sv.
Standpunten van de klaagster en het Openbaar Ministerie
In het klaagschrift wordt verzocht om voormeld beslag op te heffen met last tot teruggave aan klaagster en daartoe is - kort weergegeven - het volgende aangevoerd. De gevorderde gegevens vallen onder het beroepsgeheim van de behandelend arts en daarom wordt een beroep gedaan op het verschoningsrecht van die arts. [klaagster] heeft derhalve een afgeleid verschoningsrecht in de zin van artikel 218 Sv. Er is geen sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden die tot gevolg hebben dat het belang van de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Daarnaast is er niet voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Voorts is het de vraag of [betrokkene 1] niet evenredig in zijn belangen zou worden geschaad indien zijn moeder strafrechtelijk vervolgd wordt. Tot slot moet voorkomen worden dat mensen zoals de moeder van [betrokkene 1] zich in de toekomst, mocht dat nodig zijn, niet meer durven te wenden tot een zorgverlener omdat zij bang zijn dat gegevens aan politie of justitie zullen worden verstrekt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag en heeft daartoe het volgende - kort weergegeven - aangevoerd. Het gaat om een verdenking van een ernstig strafbaar feit. Er is inmiddels uitgebreid onderzoek gedaan. Meerdere personen hebben verklaard dat verdachte drugs gebruikte, waaronder GHB. Er dient nog onderzoek te worden gedaan door een forensische arts van het NFI. De forensische arts heeft in het kader van dit onderzoek de medische gegevens nodig van [betrokkene 1] met betrekking tot de opname van 31 december 2020. Op deze manier kan worden vastgesteld welke hoeveelheid GHB precies is aangetroffen en welke gevaren dit met zich mee bracht. Voorts zijn de gevorderde gegevens noodzakelijk voor de beoordeling van de verwijtbaarheid van verdachte met betrekking tot dit incident.
De beoordeling van het klaagschrift
Verschoningsgerechtigde en versnelde beklagprocedure
De rechtbank stelt vast dat aan de behandelend arts een verschoningsrecht toekomt op grond van artikel 218 Sv en [klaagster] (klaagster) derhalve een afgeleid verschoningsrecht heeft.
Ingevolge artikel 552a lid 8 Sv dient het gerecht binnen dertig dagen op het beklag te beslissen indien het klaagschrift is ingediend door een persoon met de bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv.
Nu klaagster op grond van artikel 218 Sv een afgeleid verschoningsrecht heeft, is de termijn van de versnelde beklagprocedure van toepassing. De rechtbank constateert dat voornoemde termijn is overschreden, maar verbindt hieraan geen consequenties nu klaagster hiermee niet in haar belangen is geschaad.
Beoordeling
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden.
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Het verschoningsrecht van onder meer een arts is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht (vgl. HR 30 november 1999, NJ 2002, 438).
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht in dit geval rechtvaardigen.
Daarbij worden allereerst de aard en de ernst van de verdenking in aanmerking genomen. Het gaat om een verdenking van een ernstig strafbaar feit ten aanzien van een zeer jong kind. In het bloed van [betrokkene 1] is een aanzienlijke hoeveelheid GHB aangetroffen. Bovendien is op de slaapkamer van verdachte, waar [betrokkene 1] verbleef, een flesje GHB aangetroffen. Ook heeft de officier van justitie in raadkamer medegedeeld dat meerdere personen hebben verklaard dat verdachte drugs gebruikte, waaronder GHB.
Bovendien is in raadkamer gebleken dat de forensische arts van het NFI brongegevens nodig heeft om een gedegen onderzoek te doen. De medische gegevens van [betrokkene 1] met betrekking tot de opname van 31 december 2020 zijn voor dit onderzoek nodig om vast te stellen welke hoeveelheid GHB precies is aangetroffen in het bloed van [betrokkene 1] en welke gevaren dit met zich mee bracht. Deze informatie is nodig om te kunnen beoordelen of verdachte een verwijt kan worden gemaakt en zo ja, in welke mate.
Voorts acht de rechtbank het van belang dat de omvang van de gevorderde gegevens beperkt is. De gevorderde gegevens hebben alleen betrekking op de opname van [betrokkene 1] op 31 december 2020. De officier van justitie heeft ook in raadkamer vermeld dat de gevorderde gegevens enkel worden verstrekt aan het NFI en niet worden toegevoegd aan het dossier.
Deze gegevens zijn bovendien niet op een andere wijze te verkrijgen. [betrokkene 1] zelf is immers te jong om te kunnen vertellen wat er is gebeurd voorafgaand aan zijn ziekenhuisopname en verdachte heeft geen toestemming gegeven voor verstrekking van het medisch dossier van haar zoon.
Gelet op al deze factoren, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die tot gevolg hebben dat het belang van waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht.
De rechtbank zal het klaagschrift daarom ongegrond verklaren.
De rechtbank:
- verklaart voormeld klaagschrift ongegrond;
- staat inbeslagname toe van het medisch dossier over [betrokkene 1], geboren op
[geboortedatum] 2017, voor zover betrekking hebbend op de opname van 31 december 2020.”