Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het procesverloop
Procesgang
3.Het tweede middel
4.Het eerste middel
Beslag
onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
einduitspraak over een op de voet van artikel 261 Sv ten laste gelegd feit. [14] Het in artikel 36b lid 1 onder 1° genoemde geval betreft de situatie waarin de verdachte voor een ten laste gelegd feit is veroordeeld. Het in die bepaling onder 3° genoemde geval, waarin “
bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan”, behelst (a) de situatie waarin de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, maar waarin de rechter heeft vastgesteld dat een (onbekende) ander dat feit wel heeft begaan, en (b) de situatie waarin dat feit weliswaar bewezen en strafbaar is, maar de verdachte niet strafbaar is, zoals vanwege een schulduitsluitingsgrond. [15]
vatbaaris voor toepassing van die maatregel. De artikelen 36c en 36d Sr voorzien daarvoor in limitatieve aanknopingspunten. De beslissing van de feitenrechter moet uitwijzen dat het voorwerp dat aan het verkeer wordt onttrokken op grond van minimaal één van die bepalingen in de vereiste relatie staat tot het bewezen verklaarde feit. Zo overwoog de Hoge Raad dat uit het arrest of uit de processen-verbaal van de terechtzittingen moet kunnen worden afgeleid dat bij het onderzoek op die terechtzittingen is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van het voorwerp is begaan, [16] dan wel is gebleken van enig ander verband als bedoeld in artikel 36c Sr tussen het voorwerp en het bewezen verklaarde. [17] Artikel 36c Sr eist met name dat het onttrokken voorwerp (1°) de opbrengst is van het feit, (2°) het onderwerp is van het feit, (3°) als instrument tot het feit heeft gediend, (4°) de opsporing van het feit heeft belemmerd, dan wel (5°) is vervaardigd met het oog op het begaan van het feit.