Op 11 juni 2020 is bezwaarde een strafbeschikking opgelegd, inhoudende een geldboete van
€ 1.800,- ter zake de overschrijding van de toegestane as-last met een percentage vanaf 20%.
Op 10 december 2020 heeft het CJIB een dwangbevel uitgevaardigd vanwege het niet, niet volledig of niet tijdig hebben ontvangen van het aan veroordeelde opgelegde bedrag van € 1.800,- (excl. administratiekosten). Dit dwangbevel is op 21 december 2020 aan bezwaarde betekend.
Op 4 januari 2021 is een bezwaarschrift ingediend op grond van artikel 6:4:5, derde lid, Sv tegen het dwangbevel. Daarnaast is op 19 januari 2021 verzet ingesteld tegen de uitgevaardigde strafbeschikking.
De rechtbank heeft het bezwaar op 16 februari 2021 ter zitting behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de terechtzitting van 30 maart 2021 om de uitkomst van de verzetprocedure tegen de strafbeschikking af te wachten. De uitkomst van het verzet tegen de strafbeschikking is immers van belang voor de beoordeling van het bezwaar tegen het dwangbevel.
De rechtbank heeft op 30 maart 2021 het onderzoek ter terechtzitting opnieuw geschorst omdat voorafgaand aan de raadkamerzitting was gebleken dat nog niet was beslist op het verzet tegen de strafbeschikking.
De rechtbank heeft op 11 mei 2022 het onderzoek ter terechtzitting opnieuw geschorst omdat voorafgaand aan de raadkamerzitting was gebleken dat nog niet was beslist op het verzet tegen de strafbeschikking.
De rechtbank heeft op 26 september 2022 het bezwaar ter zitting behandeld.
Gehoord zijn [getuige 1] en [getuige 2] namens het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Bezwaarde is niet verschenen, hoewel daarvoor óp de juiste wijze opgeroepen.
Het bezwaarschrift is gericht tegen de tenuitvoerlegging van een aan veroordeelde uitgevaardigd dwangbevel.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen veroordeelde als verdachte (met bovenvermeld parketnummer) en van voornoemd bezwaarschrift.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige bezwaarschrift uit van de volgende feiten en omstandigheden:
1. De economische politierechter te ‘s-Gravenhage heeft op 12 september 2022 de uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en heeft veroordeelde een geldboete ter hoogte van € 1.800,- opgelegd.
2. Bezwaarde heeft niet(s) betaald.
Overwegingen
Maatstaf bij de beoordeling van het verzetschrift is of verhaal krachtens het dwangbevel mag plaatsvinden.
Namens bezwaarde is aangevoerd dat aan het dwangbevel geen strafbeschikking, althans geen onherroepelijke strafbeschikking, ten grondslag ligt.
Het CJIB heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de uitkomst van de verzetprocedure tegen de strafbeschikking met zich brengt dat het verzet tegen het dwangbevel ongegrond is.
De rechtbank is van oordeel dat het bezwaar ongegrond is omdat bezwaarde niet(s) heeft betaald en de economische politierechter bezwaarde een geldboete van € 1.800,- heeft opgelegd. Dat de economische politierechter de strafbeschikking heeft vernietigd leidt niet tot een gegrond bezwaar omdat de veroordeling door de rechter daarvoor in de plaats is gekomen en de economische politierechter een geldboete heeft opgelegd die gelijk is aan de strafbeschikking.
Het bezwaar is ongegrond.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het bezwaar ongegrond.”