Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
naerkenning. Het hof kon dus niet, mede in het licht van de rechtszekerheid en de betrouwbaarheid van de registers, het gezamenlijk gezag toekennen onder de opschortende voorwaarde van erkenning, althans niet zolang de erkenning niet onherroepelijk is, aldus het eerste onderdeel.
Ook ontstaat er geen gezamenlijk gezag van rechtswege, indien de erkenning met vervangende toestemming van de rechtbank tot stand is gekomen.
"Ouders hebben tijdens de oudergesprekken aangegeven dat de overdracht momenten bij de bushalte veelal met stress en spanning verlopen. De RvdK wil daarom in een raadsonderzoek met ouders hierover in gesprek gaan", aldus de Raad (rov. 3.11);
kantoekennen. Concreet betekent dit dat ook als er sprake is van ernstige communicatieproblemen tussen de ouders, dat op zichzelf nog geen reden hoeft te zijn om het verzoek om gezamenlijk gezag af te wijzen. [35] Uitsluitend indien de communicatieproblemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind bij continuering van het gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt,
kanaan één ouder het gezag worden toegekend. [36] Maar dan nog kan de rechter dus anders beslissen, zo volgt uit de uitspraak van 27 maart 2020. Overigens is Wortmann in haar noot onder de uitspraak kritisch over deze uitleg van art. 1:251a BW, omdat daarmee het klemcriterium wordt uitgehold. Volgens Wortmann zou het beter zijn om in een situatie zoals in die zaak aan de orde was – de moeder weigert elke medewerking aan zowel erkenning en gezag als omgang met de vader – niet te oordelen dat zich voordoet dat het kind een onaanvaardbaar risico loopt klem of verloren te raken tussen beide ouders, maar dat er een onaanvaardbaar risico is voor het kind om klem te zitten
bij de moeder. Daarmee zou inhoudelijk tot eenzelfde beslissing kunnen worden gekomen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het klemcriterium.
in overeenstemming met diens behoefte aan levensonderhoud reeds is uitgegeven(onderstreping hof), en dat de rechter, indien dit naar zijn oordeel het geval is, van zijn beoordeling rekenschap zal moeten geven in de motivering. In deze regels ligt besloten dat de rechter die een onderhoudsverplichting verlaagt met ingang van een vóórzijn uitspraak gelegen datum, steeds aan de hand van hetgeen ten processe is gebleken, zal moeten beoordelen in hoeverre een daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. Hij is derhalve bij die beoordeling niet afhankelijk van een door de onderhoudsgerechtigde gevoerd, op die terugbetaling betrekking hebbend verweer.
Advocaat moeder: (…) Er is geen reden voor terugwerkende kracht. Meneer kon betalen. De jurisprudentie is helder. De kinderalimentatie is ten goede gekomen aan [de minderjarige]. (…)
naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd, zal moeten beoordelen of, en in hoeverre, in redelijkheid van de onderhoudsgerechtigde terugbetaling kan worden verlangd, kan niet gezegd worden dat het hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. [44] De vrouw heeft immers niets aangevoerd over het niet kunnen terugbetalen van teveel betaalde kinderalimentatie. Daarmee faalt de klacht.