Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
Anticonceptie-beschikking’ [1] van de Hoge Raad. Ik meen echter dat gedwongen anticonceptie bij vrouwen iets wezenlijk anders is dan het verplicht toedienen van testosteronverlagende medicatie aan mannen.
2.Feiten en procesverloop
de rechtbank) verzocht om een zorgmachtiging te verlenen.
de zorgverantwoordelijke) heeft op 14 oktober 2024 beslist dat zorg zal worden verleend (hierna:
de uitvoeringsbeslissing) [7] in de vorm van het toedienen van een testosteronverlagend middel via een maandelijkse injectie.
de klachtencommissie). Met de mentor heeft Altrecht afgesproken dat de medicatie niet wordt toegediend voordat de klachtencommissie uitspraak heeft gedaan.
de begeleider) en een arts-assistent. Direct na de hoorzitting heeft de klachtencommissie uitspraak gedaan, die later schriftelijk is uitgewerkt. [8]
de bestreden beschikking) heeft de rechtbank de klacht ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt als volgt:
3.Bespreking van het cassatiemiddel in principaal beroep
Anticonceptie-beschikking van de Hoge Raad [11] moet zeer terughoudend gebruik worden gemaakt van libidoremmende middelen als een chemische of hormonale behandeling van de betrokkene en dient behoedzaam te worden omgegaan met het toepassen van verplichte zorg, vanwege inbreuk op onder meer de onaantastbaarheid van het lichaam (art. 3, 5 en 8 EVRM; art. 11 en 15 Grondwet). Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat gebruik van dergelijke libidoremmende middelen als medicatie behoort tot het behandelaanbod voor ter beschikking gestelde ‘zedendelinquenten’, maar onder geldend (straf)recht geen sprake kan zijn van ‘dwangbehandeling’; [12] bij tbs’ers is het gebruik van libidoremmende medicatie dus vrijwillig maar met drang die voortkomt uit de aard van de opgelegde voorwaarde om te kunnen terugkeren in de samenleving.
ter behandeling van een psychische stoornis, ook niet indien daaronder wordt geschaard het voorkomen van gezondheidsschade bij betrokkene als gevolg van die stoornis. [14] De gedingstukken wekken veeleer de indruk dat met deze medicijnen wordt gepoogd om bepaalde
gevolgenvan de stoornis in te dammen. Wat daarvan ook zij, in cassatie moet ervan worden uitgegaan dat in dit geval het toedienen van testosteronverlagende middelen dient
ter behandeling van een psychische stoornis. [15]
Anticonceptie-beschikking’, [16] waarnaar in het middel wordt verwezen, ging het om de vraag of het gedwongen toepassen van anticonceptiemiddelen behoort tot de vormen van verplichte zorg waarvoor op grond van de Wvggz een rechterlijke machtiging kan worden verleend. De Hoge Raad oordeelde dat de Wvggz geen wettelijke grondslag biedt voor gedwongen anticonceptie (op één uitzondering na, zie 3.11 hierna). Voor het verplicht toepassen van anticonceptiemiddelen ter voorkoming van zogenoemd onverantwoord ouderschap biedt de Wvggz geen grondslag, net zomin als voor het voorkómen van ernstige nadelen die voor de betrokkene zouden zijn verbonden aan het hebben van een kind (en dus niet zozeer aan de zwangerschap of de bevalling zelf). De Wvggz biedt evenmin een grondslag voor verplichte anticonceptie ter voorkoming van ernstig nadeel voor een toekomstig kind.
Ten eersteheeft de rechtbank kennelijk en rechtens onjuist in rov. 3.6-3.8 van de bestreden beschikking aangesloten bij de regeling van langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen voor ter beschikking gestelde zedendelinquenten ter bescherming van de samenleving. De situatie van betrokkene laat zich niet vergelijken met zedendelinquenten.
terugkeer naar de samenlevingniet speelt, althans dat zulks door de rechtbank niet is vastgesteld). Dit betekent echter niet dat daarom geen acht zou hoeven te worden geslagen op het bevorderen van
deelname van betrokkene aan het maatschappelijk levenals bedoeld in art. 2:1 lid 4 Wvggz. Dat is immers breder dan terugkeren naar de samenleving.
in afzondering” zonder deelname aan groepsactiviteiten maar met één-op-één begeleiding buiten de accommodatie (rov. 3.5), kwalificeert als een “
eenzame opsluiting” die “
inhumaan” en “
uitzichtloos” is, en dat moet worden geprobeerd die situatie te doorbreken om deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen.
ten eerstedat de kwalificatie van het verblijf van betrokkene in zijn kamer in afzondering als “
eenzame opsluiting” rechtens onjuist en feitelijk onbegrijpelijk is, nu betrokkene begeleid van de kamer kan gaan. Daarom is geen sprake van “
eenzame opsluiting” maar van “
langdurig toezicht”.
geen grensoverschrijdend gedrag” heeft voorgedaan “
omdat we dat voorkomen”, maar er alleen “
ernstige twijfels” zijn “
over de mogelijkheid dat er grensoverschrijdend gedrag ontstaat”, [19] aldus het middel.
nietkwalificeert als “
eenzame opsluiting” die “
inhumaan” en “
uitzichtloos” is, maar als een
langdurig (intensief) toezichtdat seksueel grensoverschrijdend gedrag tegenover de vrouwelijke medepatiënten en medewerkers sinds 2023 voorkómt.
de testosteron verlagende medicatie nog de enige mogelijkheid is om de situatie van betrokkene te doorbreken zonder dat dat gevaar voor anderen oplevert”. Hierbij nam de rechtbank immers (kennelijk en) ten onrechte niet (kenbaar) mede in aanmerking dat het verblijf van betrokkene “
in afzondering” in zijn eigen kamer en begeleiding daarbuiten door de (vrouwelijke) medewerkers als vorm van
langdurig toezicht(ernstig) gevaar voor anderen – vrouwelijke medepatiënten en medewerkers – voorkomt (zie subonderdeel 1.c). Aldus is zonder nadere motivering onbegrijpelijk (onnavolgbaar) waarom de rechtbank deze “
afzondering” en begeleiding niet heeft aangemerkt als “
de minst ingrijpende vorm van behandeling” die in deze setting effectief is (rov. 3.1). De in rov. 3.7 gegeven motivering is daartoe ontoereikend en niet concludent.
niet met zekerheid [is] te zeggen dat deze medicatie effectief zal zijn”, (b) dat Altrecht stopt met toediening ervan als de medicatie niet of onvoldoende effectief blijkt te zijn, (c) dat deze medicatie omkeerbaar is en (d) dat het hormoonniveau zich zal herstellen naar ‘normaal’ als de medicatie niet meer wordt toegediend.
ten eerstedat, onder vigeur van de artikelen 3, 4 en 8 EVRM (art. 11 en 15 Grondwet) gebruik van libidoremmende middelen, in de gegeven omstandigheden effectief moet zijn om als vorm van verplichte zorg te voldoen aan de eisen van doelmatigheid en veiligheid als bedoeld in art. 2:1 Wvggz (rov. 3.1). Daarvoor zijn de zojuist als (a) tot en met (c) aangeduide omstandigheden rechtens niet afdoende. De in art. 2:1 Wvggz vereiste ‘patiëntveiligheid’ brengt mee dat bij het voorschrijven van medicatie terughoudendheid is geboden als medicatie niet bij alle patiënten effectief blijkt en gepaard kan gaan met ernstige en langdurige bijwerkingen, zoals de door de wetgever bedoelde “
ingrijpende negatieve gevolgen op de fysieke en geestelijke gesteldheid” bij toediening van de libidoremmende middelen (zie subonderdeel 1.a). [22]
naar verwachtingeffectief is. [23] De klacht is dus gebaseerd op een onjuist uitgangspunt. De vraag of de testosteronverlagende medicatie in het geval van betrokkene naar verwachting effectief is, is door de rechtbank beantwoord. Daarbij heeft de rechtbank in rov. 3.8 onder meer overwogen dat niet met zekerheid is te zeggen dat de medicatie in geval van betrokkene effectief zal zijn, maar dat de verwachting is dat de medicatie een bijzonder positief effect zal hebben op het seksueel probleemgedrag van betrokkene. Met juistheid wijst de klacht erop dat de in art. 2:1 Wvggz vereiste ‘patiëntveiligheid’ meebrengt dat bij het voorschrijven van medicatie terughoudendheid is geboden als medicatie niet bij alle patiënten effectief blijkt en gepaard kan gaan met ernstige en langdurige bijwerkingen. Uit niets blijkt echter dat de rechtbank dit zou hebben miskend.
4.Bespreking van het cassatiemiddel in voorwaardelijk incidenteel beroep
uitvoeringvan de verplichte zorg en de in dat verband genomen beslissingen. Dit biedt een waarborg dat op onafhankelijke wijze wordt getoetst of de toepassing van de verplichte zorg binnen de grenzen van de zorgmachtiging is gebleven. [26] De klachtenregeling is bedoeld als een toegankelijke voorziening, waarbij zo min mogelijk drempels worden opgeworpen voor de betrokkene om klachten door een onafhankelijke commissie te laten beoordelen. [27]
Wkkgz). [31]