2.2Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 12 juni 2023 houdt onder meer in:
“De advocaat-generaal voert het woord - zakelijk weergeven - als volgt:
Het gaat vandaag om een niet tijdig ingesteld appel. Op 9 januari 2022 is de mededeling uitspraak in persoon aan verdachte uitgereikt. Verdachte heeft op 21 juni 2022 appel ingesteld. Het uitgangspunt is dat een verdachte veertien dagen de tijd heeft om het hoger beroep in te stellen nadat hij bekend is geworden met de uitspraak. Zeer zelden wordt hierin een uitzondering gemaakt. In dit geval zijn er geen omstandigheden die wijzen op een verschoonbare termijnoverschrijding. De stelling van de verdediging is: er zat geen bijsluiter bij de mededeling uitspaak, dus verdachte wist niet van de termijn. Er zit een ander stuk in het dossier, wat de politie waarschijnlijk zo heeft geprint. Ik ga ervan uit dat er geen bijsluiter achter de mededeling uitspraak zat.
Er is geen jurisprudentie over het ontbreken van een bijsluiter achter de mededeling uitspraak, maar dit maakt ook niet uit voor het te laat indienen van het appel. Verdachte had contact kunnen opnemen met de griffie. Hij is ook geen first offender en kende de gang van zaken.
De voorzitter vraagt aan verdachte of hij een mededeling heeft ontvangen over de beslissing van de politierechter van 6 april 2021.
De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
Ik heb één papiertje gezien dat aan mij is overhandigd door een agent. Dit papiertje heb ik getekend en verder heb ik niets gezien. Ik heb toen mijn broertje gebeld en gevraagd wat ik moest doen. Ik wist niet van de termijn in hoger beroep.
U vraagt mij of ik niet schrok van de brief. Ik snapte het eerlijk gezegd niet. Ik ben later met mijn familie gaan praten en zij zeiden meteen: bel een advocaat. Toen is het balletje gaan rollen.
De oudste raadsheer vraagt aan de verdachte wat er nou precies aan hem is uitgereikt.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Een papiertje met een paar zinnen er op. Daar stond wel iets op over veertien dagen, met een heel verhaal. Het papiertje zat niet in een envelop.
De jongste raadsheer deelt mede aan verdachte dat er een stuk in het dossier zit van 9 januari 2022 waarop verdachte zijn handtekening heeft gezet en dat hij in juni 2022 hoger beroep heeft ingesteld nadat hij een ander stuk kreeg, waarop stond dat hij zich moest melden. Hij vraagt aan verdachte waarom hij niet al in januari 2022 aan de bel heeft getrokken.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik heb geen idee. Ik heb een wit, dubbelgevouwen a4'tje gekregen van een agent die zei: 'Hoi, lees hem maar door.' Toen heb ik nog niks gedaan. In juni 2022 kreeg ik een brief dat ik mij moest melden en toen dacht ik aan het papiertje dat ik in januari had gekregen. Het drong in januari niet tot mij door dat ik veertien dagen moest zitten. Mijn rijbewijs had ik toen ook al terug.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar pleitnota, welke aan het hof is overgelegd en aan dit proces-verbaal is gehecht. In aanvulling op haar pleitnota deelt de raadsvrouw mede dat zij net als de advocaat-generaal heeft gezocht naar jurisprudentie, maar ook geen uitspraken of arresten heeft gevonden over wat het wel of niet aanwezig zijn van een bijsluiter bij een mededeling uitspraak betekent voor de ontvankelijkheid van het beroep.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken, maar hij maakt hiervan geen gebruik.
De voorzitter deelt mee, dat het hof zich zal terugtrekken in raadkamer om te beraadslagen. Na beraad sluit de voorzitter het onderzoek ter zitting en deelt mee dat volgens de beslissing van het hof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
De voorzitter deelt als beslissing van het hof mee:
Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het hoger beroep is te laat ingediend en dat heeft te maken met dat u op 9 januari 2022 de mededeling uitspraak heeft ontvangen. Volgens de wet had u vanaf toen veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen. In de wet staat niet dat de termijn pas gaat lopen op het moment dat er tevens informatie is verstrekt over het recht om binnen twee weken in hoger beroep te gaan. Dit volgt ook niet uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Dit betekent dat u het hoger beroep te laat hebt ingesteld. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar.”