3.3Het bestreden arrest bevat onder meer de volgende bewijsoverwegingen (de voetnoot laat ik weg):
“
5.10.1. Opzet en oogmerk
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van doodslag op [slachtoffer ] , dus ook niet van gekwalificeerde doodslag, omdat het opzet daartoe bij de schutter ontbroken heeft. De schutter was, nadat hij op [betrokkene 1] had geschoten, niet op de vlucht maar werd door [slachtoffer ] , die [betrokkene 1] kennelijk wilde helpen, vastgepakt en aangevallen. Hij belandde in een worsteling waarbij het wapen onbedoeld en per ongeluk afging. Kennelijk was de reden voor [slachtoffer ] om de schutter vast te pakken om te voorkomen dat het schieten verder ging. Op de (stills van de) camerabeelden is te zien en te horen hoe de hand van de schutter wordt omgedraaid en daarna/daardoor het wapen afgaat. De verdediging concludeert dat [slachtoffer ] over de arm van de verdachte heeft vastgehouden en eraan heeft getrokken. Toen er een schot afging was er geen sprake van een vluchtpoging van de schutter die verijdeld werd, maar het lijkt er veeleer op dat de schutter pas nadat [slachtoffer ] neergeschoten was schrok van dat gegeven en daarna besloot te vertrekken.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat sprake is van gekwalificeerde doodslag en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft, toen hij door [slachtoffer ] van achteren was vastgepakt, zijn rechterarm met het wapen in de rechterhand naar achteren gebracht en geschoten, waarna [slachtoffer ] op de grond viel. De verdachte heeft aldus gehandeld om zich te bevrijden en zich de vlucht te kunnen verzekeren, en daarmee aan zichzelf straffeloosheid voor de poging tot moord op [betrokkene 1] te verzekeren.
Tijdens de terechtzitting in hoger beroep is een videocompilatie van het openbaar ministerie getoond, met daarin camerabeelden van de schietpartij in de pizzeria. In het dossier bevinden zich stills en een beschrijving van de camerabeelden (dossier pagina A153 en verder). De verbalisant heeft bij het uitkijken van de camerabeelden het volgende waargenomen:
De verdachte komt de pizzeria binnengelopen, zijn rechterhand houdt hij voor zijn middel/kruis.
Bij het raam staan een getuige en [slachtoffer ] . Aan de bar zit [betrokkene 1] .
De verdachte loopt recht op [betrokkene 1] af en heeft in zijn rechterhand een vuurwapen vast.
De verdachte laadt het vuurwapen door en schiet vervolgens richting [betrokkene 1] .
[betrokkene 1] verdedigt zichzelf door een barkruk richting de verdachte te gooien waarna een worsteling ontstaat tussen de verdachte en [betrokkene 1] .
Hierbij wordt door de verdachte nog tweemaal geschoten.
[slachtoffer ] houdt de verdachte van achter vast aan zijn jas.
[betrokkene 1] komt ten val en [slachtoffer ] heeft de verdachte nog vast aan zijn jas.
De verdachte brengt het vuurwapen achter zijn rug, schiet en raakt hierbij [slachtoffer ] . [slachtoffer ] komt direct ten val.
[betrokkene 1] weet dan achter de bar te vluchten.
De verdachte kijkt nog richting [betrokkene 1] en richt het vuurwapen daarbij richting [betrokkene 1] maar verlaat de zaak.
Het hof concludeert dat de door verdediging aangevoerde verweren geen afbreuk doen aan de waarnemingen van de verbalisant en neemt de door de verbalisant beschreven gang van zaken als vaststaand aan. Het hof maakt daaruit en de eerdere vaststellingen het volgende op.
Er is sprake geweest van een minutieus en met geduld voorbereide moordaanslag op [betrokkene 1] . Niet alleen blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte en zijn mededaders zich dagenlang op het feit voorbereidden, bijvoorbeeld door het aanschaffen van telefoons, het uitvoeren van observaties en het in de startblokken staan in de buurt van de pizzeria. Ook blijkt duidelijk dat deze voorbereidingen specifiek gericht waren op het doden van [betrokkene 1] . [betrokkene 2] en [betrokkene 3] vertoonden tijdens de observaties van de pizzeria immers bijzondere belangstelling voor hem en de verdachte heeft zijn aandacht na binnenkomst in de pizzeria ook direct gericht op [betrokkene 1] , waarna hij meerdere schoten op hem afvuurde.
Tijdens het uitvoeren van die geplande moordaanslag werd de verdachte gehinderd door [slachtoffer ] , die de verdachte probeerde te beletten [betrokkene 1] neer te schieten door hem van achteren bij zijn jas vast te pakken. Zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld, bewoog de verdachte hierop zijn arm naar achteren en schoot vrijwel direct daarna. Door aldus te handelen heeft de verdachte, die zich bewust moet zijn geweest was van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer ] , die zich direct achter hem bevond, door het schieten zou worden geraakt en als gevolg daarvan mogelijk zou overlijden, die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
Bovendien blijkt naar het oordeel van het hof uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, bezien in de context van het vorenstaande, dat hij op [slachtoffer ] schoot om hem uit te schakelen en vervolgens het gronddelict (het vermoorden van [betrokkene 1] ) te voltooien. Het hof overweegt daartoe als volgt. Niet alleen volgt uit het voorgaande dat het doden van [betrokkene 1] het plan was waarvoor de verdachte was ingeschakeld. Ook bleek de verdachte tijdens de uitvoering vastbesloten: hij liet zich in de pizzeria niet afschrikken door het verzet van [betrokkene 1] zelf. De aandacht van de verdachte was dan ook nog exclusief gericht op [betrokkene 1] op het moment dat [slachtoffer ] de verdachte vastpakte. En zodra [slachtoffer ] hem niet meer hinderde, richtte de verdachte zich direct weer tot [betrokkene 1] . Nu ook overigens niet blijkt dat de verdachte bij zijn handelen een ander motief voor ogen had dan het stoppen van de hinder die hij ondervond van [slachtoffer ] , is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat hij in ieder geval schoot om de uitvoering van zijn voornemen [betrokkene 1] te vermoorden verder mogelijk te maken. Dat de verdachte na het schieten op [slachtoffer ] enkel nog het vuurwapen gericht heeft in de richting van [betrokkene 1] maar vervolgens zonder daadwerkelijk te schieten de zaak weer heeft verlaten doet hieraan niet af. Daarbij weegt het hof mee dat [betrokkene 1] inmiddels van de gelegenheid gebruik had gemaakt om achter de bar te vluchten.”