ECLI:NL:PHR:2025:560

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
24/01378
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht leraar met minderjarige leerling, bewijsvoering en betrouwbaarheid van verklaringen

In deze zaak is de verdachte, een leraar, veroordeeld voor ontucht met een minderjarige leerling. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 5 april 2024 de verdachte veroordeeld tot 28 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De zaak betreft de periode van 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020, waarin de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan ontucht door seksueel getinte foto's en video's naar de leerling te sturen en seksueel contact met haar te hebben. De rechtbank had de verdachte eerder gedeeltelijk vrijgesproken, maar het hof heeft de bewezenverklaring integraal bevestigd. De verdediging heeft cassatie ingesteld, waarbij twee middelen zijn voorgesteld. Het eerste middel betreft de onbegrijpelijkheid van de bewijsvoering, specifiek de verklaring van de verdachte die door het hof als bewijs is gebruikt, terwijl de verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Het tweede middel richt zich op de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, die volgens de verdediging inconsistenties vertonen. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster echter als betrouwbaar beoordeeld, mede op basis van ondersteunend bewijs uit appgesprekken en getuigenverklaringen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/01378

Zitting20 mei 2025
CONCLUSIE
M.E. van Wees
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 5 april 2024 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens "ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd", [1] veroordeeld tot 28 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft daarnaast een vordering van de benadeelde partij toegewezen en in dat verband een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. [2]
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en C.W.J. Faber, advocaat in Eindhoven, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

De zaak in het kort

2.
2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerlinge, in zijn hoedanigheid van leraar. De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 2 november 2022 partieel vrijgesproken voor zover het tenlastegelegde betrekking heeft op fysiek contact tussen het slachtoffer en de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld wegens – kort gezegd – het plegen van ontucht met het slachtoffer door haar seksueel getinte foto’s en video’s toe te sturen. Het hof heeft, in afwijking van de rechtbank, ook bewezenverklaard dat de verdachte en het slachtoffer in de periode van 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020 op meerdere momenten seksueel contact hebben gehad. Het hof heeft daarnaast ook bewezenverklaard dat de verdachte seksueel getinte video’s en foto’s naar de aangeefster heeft gestuurd.
2.2
Beide namens de verdachte voorgestelde middelen komen op tegen de bewezenverklaring. Ik zal de middelen afzonderlijk bespreken.

Het eerste middel

3.
3.1
Het eerste middel bevat de klacht dat het hof onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd een op de terechtzitting van 22 maart 2024 bij het hof afgelegde verklaring van de verdachte tot het bewijs heeft gebezigd.
3.2
Voordat ik het middel bespreek, geef ik eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2024 en de bewijsoverwegingen van het hof weer, voor zover deze van belang zijn bij de beoordeling van het middel.
Bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 maart 2024 en de bewijsoverwegingen
3.3
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij, in zijn functie als docent, meermalen, in de periode van 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020 te Nederland en/of België, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [aangeefster ] (geboren op [geboortedatum] 2002), door (telkens):
- zijn, verdachtes, penis, in de vagina en mond van die [aangeefster ] te brengen en
- die [aangeefster ] te (tong)zoenen en
- de vagina van [aangeefster ] met zijn tong en/of vingers te betasten en
- zich door die [aangeefster ] te laten aftrekken en
- het lichaam van die [aangeefster ] te strelen, in elk geval te betasten en
- die [aangeefster ] video’s en foto ‘s te sturen waarop zijn, verdachtes, ontblote penis zichtbaar was en waarop zichtbaar was dat hij, verdachte, zichzelf aan het aftrekken was.
3.4
De bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende in het arrest opgenomen bewijsmiddelen:

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 april 2020 (pg. 112 t/m 126), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [aangeefster ] :
(…)
(Pg. 123)
Je had me foto's/screenshots gestuurd maar ook filmpjes. Vertel daar eens over.
-Ik kreeg die filmpjes van uit hemzelf. Hij stuurde die uit zichzelf
Wat zie je dan op het filmpje?
- Dat hij zich aftrekt.
Waaruit kan ik opmaken dat hij dat is?
– Dat is vanuit hem gestuurd en ik heb de foto dat hij had gestuurd.
(…)
6. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 18 maart 2020, inclusief bijlagen (pg. 12 t/m 71), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(…)
(pg. 40)
[01-03-2020 23:04:15] [verdachte] : Als het kan ook meer contact
[01-03-2020 23:04:19] [verdachte] : ?
[01-03-2020 23:04:33] [aangeefster ] : Wat bedoel je met meer contact?
[01-03-2020 23:04:36] [aangeefster ] : Fysiek?
[01-03-2020 23:04:40] [verdachte] : Ja
[01-03-2020 23:05:09] [verdachte] : Met of zonder foto
[01-03-2020 23:05:50] [verdachte] : Speelfilm
[01-03-2020 23:06:02] [aangeefster ] : Haha grapjas
[01-03-2020 23:06:24] [verdachte] : Moeten we weer eens doen ...
[01-03-2020 23:06:35] [verdachte] : was leuker...
[01-03-2020 23:06:44] [aangeefster ] : wellek
[01-03-2020 23:06:54] [verdachte] : Speelfilm maken
[01-03-2020 23:21:01] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd
[01-03-2020 23:25:00] [verdachte] : wel kaal. Tondeuse
[01-03-2020 23:34:31] [verdachte] : T kriebelt weer
[01-03-2020 23:49:41] [verdachte] : Hela
[02-03-2020 00:00:02] [verdachte] : Dit bericht verwijderd.
[02-03-2020 00:15:53] [verdachte] : Kom maar.
[02-03-2020 00:22:36] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd.
[02-03-2020 00:27:11] [verdachte] : Eerst voor dan 69 dan achter
[02-03-2020 00:31:36] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd
[02-03-2020 00:32:30] [verdachte] : Al nat
[02-03-2020 00:35:22] [verdachte] : Stop hem maar helemaal in je mond
[02-03-2020 00:35:45] [verdachte] : steek ik mijn tong in je poes
[02-03-2020 00:37:21] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd.
[02-03-2020 00:40:56] [verdachte] : Dit bericht is verwijderd.
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2020, inclusief bijlagen (pg. 145 t/m pg. 391), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 145)
Door [verbalisant 3] werd de telefoon van [aangeefster ] op voorgeschreven wijze onderzocht.
Uit de verkregen informatie van de telefoon bleek dat [aangeefster ] geappt heeft met een persoon die in haar telefoon staat als ' [verdachte] ’.
Het in de telefoon aangetroffen WhatsAppgesprek, met dit telefoonnummer en deze persoon, start op 10-7-2019 16:58:09 (UTC+0) en eindigt op 28-3-2020 22:02:46 (UTC+0).
Op 1 maart 2020 neemt het gesprek een rare wending. Het is dan wintertijd in Nederland.
Op 1-3-2020 22:06:54 (UTC+0) vraagt [verdachte] 'Speelfilm maken'. Hierna worden over en weer wat berichten verstuurd. Vervolgens is zichtbaar dat diverse berichten door de afzender zijn verwijderd.
(pg. 146)
Op de gemaakte schermafdruk, waarin het verwijderde bericht staat van 22:21:01 (UTC+0) zichtbaar met de tijd 23:21 uur, zie ik een afbeelding van een naakt mannelijk geslachtsdeel. Gezien het verloop van de tekst die leesbaar is in het WhatsAppgesprek en op de schermafdruk is de afbeelding het door de afzender verwijderde bericht. De schermafdrukken zijn bijgevoegd als bijlagen 2 A t/m C.
* Op 1-3-2020 23:00:02 (UTC+0) staat bij een door [verdachte] verzonden bericht 'Verwijderd door afzender'.
In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam [...] .MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een zwarte onderbroek met een zwarte elastische band waarop de letters "A SPORTS" zichtbaar zijn. Ik zie een deel van een buik, een zwarte onderbroek en enigszins behaarde benen. Ik zie dat met de linkerhand de band van de onderbroek naar beneden wordt gedaan waardoor een penis met balzak zichtbaar worden. Ik zie dat de linkerhand eerst de balzak en daarna de penis vastpakt. Vervolgens wordt met de duim en wijsvinger van die hand de eikel vastgepakt en wordt het vel naar beneden bewogen waardoor de urineopening van de penis zichtbaar wordt. Door de wijze van filmen wordt de penis nadrukkelijk in beeld gebracht. Ik zie dat dan de linkerhand van links naar rechts over de penis en balzak beweegt waarna de penis in de linkerhand wordt gepakt en het vel van de penis omhoog en omlaag wordt bewogen zodat de eikel steeds goed zichtbaar in beeld is. Zie bijlage 3.
In de opgeslagen video’s werd de verwijderde film aangetroffen met als naam [...] .MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een zwarte onderbroek met een zwarte elastische band waarop de letters "USA SPORTS" zichtbaar zijn. Ik zie een deel van een buik, een zwarte onderbroek en enigszins behaarde benen. Ik zie dat met de linkerhand de band van de onderbroek naar beneden wordt gedaan waardoor een penis met balzak zichtbaar worden. Ik zie een penis in erectie als de band van de onderbroek naar beneden onder de balzak wordt gedaan. Ik zie dat de linkerhand de penis vastpakt en het vel van de penis omhoog en omlaag beweegt waardoor de eikel zichtbaar wordt. Ik zie dat de penis rechtop blijft staan als de hand de penis loslaat en de onderbroek vastgepakt wordt bij de rand en verder naar beneden wordt gedaan onder de balzak. Ik zie een grijze vloer/bodem. Rechts zie ik een stuk lichtgrijze plucheachtige stof. Zie bijlage 4.
Op de gemaakte schermafdruk, waarin het verwijderde bericht van 23:31:36 (UTC+0) zichtbaar met de tijd 00:31 uur, staat een afbeelding van het eerste beeld van een filmpje. De schermafdruk is bijgevoegd als bijlage 5 B. In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam [...] .MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een naakt behaard onderlichaam. Ik zie in het midden van het beeld een penis en een balzak. De penis is slap en wijst naar het rechterbeen. Ik zie op een deel van de benen een doek liggen die aan de onderzijde lichtgrijs is en aan de bovenzijde is voorzien van donkergrijze en lichtgrijze brede strepen. Ik zie dat de linkerhand over de balzak en de penis heen en weer beweegt waarna er gefilmd wordt in de richting van de anus. Ik zie dat de vingers van de linkerhand in beeld komen en bewegen naar beneden naar het onderlichaam in de richting van de anus. Ik zie onder het onderlichaam een grijze stof, vermoedelijk een soort meubelstof. Ik zie dat de
(pg. 147)
penis weer wordt gefilmd en dat de linkerhand de penis vastpakt.
Zie bijlage 5 A, C en D.
* Op 1-3-2020 23:37:21 (UTC+0) staat bij een door [verdachte] verzonden bericht 'Verwijderd door afzender'. In de opgeslagen schermafdrukken werd een afbeelding aangetroffen van het verwijderde bericht van 23:37:21 (UTC+0) met de naam [...] .JPG. Op deze afbeelding zie ik een naakte stijve penis die met de duim en wijsvinger van de linkerhand wordt vastgehouden. Ik zie een deel van een naakt lichaam en een stukje zwarte stof onder de penis vermoedelijk van een onderbroek. Zie bijlage 6 A +B.
* Op 1-3-2020 23:40:56 (UTC+0) staat bij een door [verdachte] verzonden bericht 'Verwijderd door afzender'. In de opgeslagen video's werd de verwijderde film aangetroffen met als naam [...] .MP4. Er wordt vermoedelijk gefilmd vanaf de bovenzijde van het lichaam in de richting van het onderlichaam. Ik zie een zwarte onderbroek met een zwarte elastische band. Ik zie een deel van een naakte buik en twee enigszins behaarde benen. Ik zie een stijve penis en ik zie dat de penis met de linkerhand wordt vastgehouden en de hand snel het vel van de penis omhoog en omlaag beweegt. De eikel is duidelijk zichtbaar midden in het beeld. Ik zie dat de onderbroek onder de balzak zit. Ik zie voor de benen een stuk stof dat aan de binnenzijde voorzien is van een effen grijze stof en de buitenzijde is voorzien van brede donker- en lichtgrijze strepen. Zie bijlage 7.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 22 maart 2024, voor zover inhoudende:
Op 1 maart 2020 te Nederland heb ik video’s en foto’s gestuurd naar [aangeefster ] , waarop mijn ontblote penis zichtwaar was en waarop zichtbaar was dat ik mezelf aan het aftrekken en betasten was.”
3.5
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2024 houdt voor zover van belang in:
“De voorzitter houdt kort de stukken voor van de zaak voor zover betrekking hebbend op het tenlastegelegde.
De verdachte verklaart desgevraagd als volgt: ik beroep mij zowel ten aanzien van de vragen over de feiten als ten aanzien van de vragen over mijn persoonlijke omstandigheden op mijn zwijgrecht.”
3.6
Het hof heeft in het bestreden arrest de volgende bewijsoverweging opgenomen:

Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - vrijspraak van het eerste tot en met het vijfde tenlastegelegde gedachtestreepje bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het dossier onvoldoende (betrouwbaar) bewijs biedt om tot een integrale bewezenverklaring te komen. De verklaringen van aangeefster zijn onvoldoende betrouwbaar om tot het bewijs te kunnen bezigen. De inhoud van de verschillende verklaringen van aangeefster is tegenstrijdig, onjuist en strookt niet met andere zich in het procesdossier bevindende informatie. Naast de discrepanties in de verklaringen van aangeefster, behelst het dossier verschillende opmerkelijke omstandigheden die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Zo heeft aangeefster eerder onterechte aantijgingen gedaan jegens een andere docent, te weten [getuige 3] . Daarnaast kan de specifieke kennis die aangeefster heeft over [A] in [plaats] ook van het internet komen, nu veel informatie en diverse foto’s op de website te vinden zijn. De verklaringen van aangeefster dienen dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Ook uit de WhatsApp-berichten blijkt op geen enkele wijze dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde gedragingen. Aldus bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals opgenomen in de eerste vijf gedachtestreepjes van de tenlastelegging, hetgeen dient te leiden tot partiële vrijspraak, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep - op gronden zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir - betoogd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een integrale bewezenverklaring te komen. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster, voor zover deze zien op het tweede gedachtestreepje (tongzoenen) steun vinden in de verklaring van [getuige 1] , die de verdachte en aangeefster samen in het bos in [plaats] heeft gezien. Ook [getuige 2] verklaart dat aangeefster haar heeft verteld dat verdachte en aangeefster samen naar de visvijver in [plaats] zijn geweest en daar gekust hebben. Dat aangeefster verschillend heeft verklaard over de keren dat ze seks met verdachte heeft gehad en waar de eerste keer seks heeft plaatsgevonden, komt doordat in de verhoren niet wordt geconcretiseerd wat er met seksueel contact wordt bedoeld. De overige discrepanties in de verklaringen van aangeefster zijn bovendien niet zo wezenlijk dat deze verklaringen in het geheel niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De verklaringen vinden daarnaast voldoende steun in de appgesprekken. De appgesprekken tonen niet alleen aan dat er een relatie is geweest tussen verdachte en aangeefster, maar ook dat er seksueel contact is geweest. Aangezien aangeefster heeft verklaard dat de eerste keer zoenen heeft plaatsgevonden de eerste vrijdag voor de meivakantie, dient de aanvang van de pleegperiode 26 april 2019 te zijn. Voorgaande dient te leiden tot integrale bewezenverklaring van de tenlastegelegde gedragingen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Aangeefster heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd. Uit deze verklaringen volgt dat aangeefster sinds ongeveer maart 2019 een relatie heeft met een docent van het [B] in [plaats] , te weten [verdachte] (hierna: de verdachte). Aangeefster heeft verklaard dat het contact begon met bijlessen voor economie, die eerst op school plaatsvonden en vervolgens thuis. Door de bijlessen is het appcontact tussen verdachte en aangeefster begonnen en vertelden zij elkaar persoonlijke dingen. De verdachte vertelde aangeefster op enig moment tijdens de bijlessen dat hij gevoelens voor haar kreeg. Aan het begin van de meivakantie hebben verdachte en aangeefster afgesproken in [plaats] , waar zij in het bos ook ge(tong)zoend hebben. Hierna vervolgden de bijlessen op verzoek van de verdachte bij aangeefster thuis. Aan het begin van de zomervakantie zijn aangeefster en verdachte naar [A] gegaan in [plaats] te België, een soort hotel. Daar hebben ze verschillende seksuele handelingen verricht. Aangeefster wilde in eerste instantie geen seks, maar ze had wel gevoelens voor de verdachte en is uiteindelijk toch akkoord gegaan. De verdachte en aangeefster hebben vier keer seks gehad. Drie keer in [plaats] bij [A] en een keer bij aangeefster thuis. Nadat verdachte een TIA heeft gehad en aangeefster in een crisisgroep terecht kwam (vanaf ongeveer oktober 2019), veranderde het contact tussen beide. Er werden gesprekken gevoerd via WhatsApp of de relatie nog kon standhouden en op welke manier. Op 1 maart 2020 heeft de verdachte meerdere seksuele video’s en foto’s naar aangeefster gestuurd. Omdat aangeefster en verdachte er samen niet uit kwamen heeft aangeefster door middel van een nepaccount in oktober 2019 het [B] laten weten dat verdachte een relatie had met een leerling.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij tevens docent is op het [B] in [plaats] en dat zij de verdachte en aangeefster samen in het bos in [plaats] heeft gezien en dat ze daarvan schrok.
De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster bijles heeft gegeven op school en bij haar thuis. Aangeefster zag de verdachte als haar vriendje en verdachte wilde haar vooruit helpen. In een moment van zwakte heeft de verdachte foto’s en video’s naar aangeefster gestuurd, maar verdachte en aangeefster hebben geen seks gehad. Verdachte heeft haar slechts eenmaal aangeraakt om haar te troosten. De verdachte en aangeefster zijn ook niet samen naar [plaats] en [plaats] geweest.
Het hof is van oordeel dat uit de appgesprekken zoals opgenomen in de bewijsmiddelen onomstotelijk blijkt dat er sprake is geweest van een relatie tussen de verdachte en aangeefster. Dit leidt het hof niet alleen af uit de bevestiging van de verdachte op een vraag van aangeefster of zij een relatie hebben, maar ook uit de algehele sfeer die naar voren komt uit de appgesprekken. Uit de gesprekken volgt immers dat zij elkaar allerlei persoonlijke dingen vertellen en veel intiem contact onderhouden. Verder bevestigen de appgesprekken naar het oordeel van het hof tevens dat er seksueel contact is geweest tussen de verdachte en aangeefster. Uit de appgesprekken volgt dat de verdachte een tussenoplossing voorstelt om de relatie tussen hen voort te zetten, namelijk ‘af en toe intensief persoonlijk contact en af en toe rust’. De verdachte geeft aan dat hij een relatie wil en dat hij wil dat de relatie teruggaat naar hoe het eerder was, waarop aangeefster reageert of verdachte dan bedoelt ‘zoals toen met de afspraakjes, veel app-contact, seksueel/intiem contact’. Verdachte reageert op dit bericht van aangeefster - wat men redelijkerwijs zou mogen verwachten - niet geschrokken of met onbegrip. De verdachte geeft aan dat hij ‘goed moet denken wat mogelijk is zonder jou te kwetsen’. Daarna antwoordt hij dat hij ook gevoelens heeft voor aangeefster maar dat het lastig is voor hem nu. De verdachte geeft wederom aan dat als het kan hij wil dat het hetzelfde wordt als eerst: ‘zoals t begin. Gezellig kletsen over de app. Persoonlijke gesprekjes.’ Vervolgens vraagt aangeefster of verdachte lichamelijk contact wil, waarop de verdachte reageert: ’Willen ja’. Diezelfde dag nog volgen seksuele video’s en foto’s en seksueel getinte berichten die verdachte naar aangeefster stuurt. Het hof is van oordeel dat uit voorgaande appgesprekken blijkt dat verdachte en aangeefster een seksuele relatie hebben gehad. Dit volgt uit voornoemde berichten tussen beiden en wordt bevestigd door de seksuele berichten, video’s en foto’s die de verdachte aan aangeefster heeft gestuurd op 1 maart 2020.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar is en of er voldoende steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde gedragingen te komen. Het hof merkt eerst ten aanzien van het bepaalde in artikel 342 tweede lid Sv het volgende op.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152)
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de gedraging zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen de verklaring van de aangever en het overige bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat. Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Het hof acht de verklaringen die door aangeefster op meerdere momenten zijn afgelegd, niet zodanig afwijkend van elkaar of innerlijk tegenstrijdig dat deze aanleiding geven om te twijfelen aan de gehele betrouwbaarheid en de inhoud van de door haar afgelegde verklaringen. Bovendien is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet op zichzelf staan, maar afdoende worden ondersteund door ander bewijs, in het bijzonder de voornoemde appgesprekken. De verklaring van [getuige 3] bij de rechter-commissaris, inhoudende dat hij onterecht beschuldigd zou zijn door aangeefster van seksuele gedragingen, doet aan het voorgaande niet af. Het hof acht de verklaringen van aangeefster dan ook betrouwbaar en zal deze tot het bewijs bezigen. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in zoverre.
Het hof is aldus van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op voldoende specifieke punten bevestiging vinden in het bewijsmateriaal, in het bijzonder in de appgesprekken maar ook in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Dit staat volgens het hof niet in een te ver verwijderd verband van de verklaringen van aangeefster. Hoewel niet iedere tenlastegelegde gedraging specifiek uit de appgesprekken volgt, blijkt wel degelijk van een relatie en van seksueel contact tussen verdachte en aangeefster, hetgeen -in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen- voldoende steunbewijs oplevert voor de ontuchtige handelingen.
Het hof is dan ook, anders dan de rechtbank en de verdediging maar met de advocaat-generaal, van oordeel dat de tenlastegelegde gedragingen integraal bewezen kunnen worden verklaard. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de ontucht voor het eerst heeft plaatsgevonden op 26 april 2019, zijnde de vrijdag voor de meivakantie in 2019. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastegelegde periode vanaf 1 maart 2019 tot 26 april 2019. Nu de laatste ontuchtige handeling heeft plaatsgevonden op 1 maart 2020, te weten het sturen van de video’s en foto’s, zal het hof als pleegperiode bewezen verklaren 26 april 2019 tot en met 1 maart 2020.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.”
Bespreking van het middel
3.7
In de toelichting voert de steller van het middel aan dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2024 volgt dat de verdachte zich op alle vragen consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen en dat de verdachte de door het hof tot het bewijs gebezigde verklaring daar niet heeft afgelegd.
3.8
Op grond van art. 326 lid 2 Sv moet het proces-verbaal van de terechtzitting de zakelijke inhoud bevatten van de verklaringen die de verdachte, getuigen en deskundigen aldaar hebben afgelegd. Van het proces-verbaal, als kenbron van al hetgeen op de zitting is voorgevallen, moet in beginsel worden uitgegaan. [3] Bij een verschil tussen het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis of arrest, is het proces-verbaal van de terechtzitting ook wat betreft de inhoud van de aldaar afgelegde verklaringen de enige kenbron. [4]
3.9
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 maart 2024 volgt dat de verdachte niet een verklaring heeft afgelegd die overeenkomt met de verklaring die is opgenomen als bewijsmiddel 8 in het arrest. Uit het proces-verbaal van die terechtzitting volgt immers dat de verdachte zich bij vragen over de feiten en zijn persoonlijke omstandigheden heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Dat betekent dat het hof de verklaring van de verdachte uit bewijsmiddel 8 niet tot het bewijs kon bezigen nu die verklaring niet voorkomt in het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 maart 2024. [5]
3.1
Ik heb mij afgevraagd of de verdachte wellicht elders een dergelijke verklaring heeft afgelegd en dat het hof in het bestreden arrest die verklaring abusievelijk heeft opgenomen als zijnde afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep. Een blik achter de papieren muur leerde mij echter dat ook in de andere stukken van het geding geen verklaring van de verdachte zit die inhoudelijk overeenkomt met de verklaring zoals opgenomen in bewijsmiddel 8. Op de terechtzitting in eerste aanleg en op een eerdere terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2023 is de verdachte niet verschenen. In zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte weliswaar een deels bekennende verklaring afgelegd over het sturen van de video’s en foto’s. Hij heeft daar verklaard dat hij denkt dat de foto van zijn penis is, dat hij zich van de video’s niks kan herinneren, maar zich er wel voor schaamt. Die verklaring kan echter inhoudelijk niet gelijk worden gesteld aan de verklaring die het hof als bewijsmiddel 8 heeft gebezigd, waarin de verdachte onomwonden bekent dat hij de seksueel getinte video’s en foto’s naar het slachtoffer heeft gestuurd. Dat betekent dat het middel in zoverre terecht is voorgesteld. Tot cassatie hoeft dat, bij gebrek aan belang, evenwel niet te leiden. Ik zal dit toelichten.
3.11
Het hof heeft in de bewijsvoering ter onderbouwing van het oordeel dat de verdachte en het slachtoffer (ook) een seksuele relatie hebben gehad in het bijzonder gewezen op de inhoud van de appgesprekken tussen hen. De seksuele relatie vindt naar het oordeel van het hof tevens bevestiging in de seksuele berichten, video’s en foto’s die de verdachte aan aangeefster heeft gestuurd op 1 maart 2020. Het hof wijst wat betreft de appberichten erop dat daaruit volgt dat door de aangeefster wordt gevraagd of de verdachte lichamelijk contact wil, waarop de verdachte reageert: ’Willen ja’. Het hof stelt vervolgens vast dat op diezelfde dag nog seksuele video’s en foto’s en seksueel getinte berichten volgen die verdachte naar aangeefster stuurt. Die vaststelling ligt aldus ten grondslag aan het oordeel dat de verdachte en het slachtoffer ook een seksuele relatie hebben gehad. Het hof heeft deze vaststelling kennelijk mede gebaseerd op de verklaring van de verdachte die hij op de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2024 zou hebben afgelegd en die het hof heeft opgenomen als bewijsmiddel 8 in het bestreden arrest. Zou bewijsmiddel 8 uit de bewijsvoering van het hof worden weggedacht, dan kan, zo meen ik, uit de andere door het hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid dat het de verdachte was die op 1 maart 2020 seksueel getinte foto’s en video’s naar het slachtoffer heeft gestuurd.
3.12
Om te beginnen stel ik vast dat de conclusie van het hof dat het de verdachte was die de berichten heeft gestuurd in cassatie niet wordt betwist en in de cassatieschriftuur zelfs als uitgangspunt wordt genomen. [6]
3.13
Verder wijs ik erop dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij de betreffende foto’s en video’s van de verdachte heeft ontvangen, dat hij deze uit zichzelf heeft verstuurd en dat ze de foto heeft die hij heeft gestuurd (bewijsmiddel 2). Daarnaast volgt uit een proces-verbaal van bevindingen dat in het Whatsappgesprek tussen het slachtoffer en iemand die in haar telefoon staat als ‘ [verdachte] ’ door ‘ [verdachte] ’ verschillende foto’s en filmpjes van een penis zijn verzonden (bewijsmiddel 7).
3.14
Al uit deze feiten en omstandigheden heeft het hof kunnen afleiden dat het de verdachte was die op 1 maart 2020 de seksueel getinte foto’s en video’s naar het slachtoffer heeft gestuurd. Daarbij neem ik in aanmerking dat door de verdediging in hoger beroep niet is betwist dat de verdachte degene is geweest die het whatsappgesprek met het slachtoffer heeft gevoerd en dat hij deze video’s en foto’s aan haar heeft verzonden. [7] Dat betekent dat indien de verklaring van de verdachte in bewijsmiddel 8 wordt weggedacht uit de bewijsvoering, het oordeel van het hof dat de verdachte seksuele getinte video’s en foto’s naar het slachtoffer heeft gestuurd, toereikend is gemotiveerd. Daarmee heeft de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak. [8]
3.15
Het eerste middel leidt niet tot cassatie.

Het tweede middel

4.
4.1
Het tweede middel valt uiteen in twee deelklachten. De eerste deelklacht komt op tegen het oordeel van het hof dat de verklaringen van de aangeefster voldoende betrouwbaar zijn. De tweede deelklacht komt op tegen het oordeel van het hof dat de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. De deelklachten lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
4.2
De pleitnota houdt voor zover van belang in (met weglating van voetnoten):

“Vrijspraak bij gebrek aan voldoende betrouwbaarheid

Inleiding

2. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende (betrouwbaar) bewijs biedt voor een bewezenverklaring ter zake de handelingen zoals die zijn opgenomen in de eerste vijf gedachtestreepjes in de tenlastelegging. Verreweg het meest belastende bewijs zou volgen uit de verklaringen van [aangeefster ] (hierna: " [aangeefster ] "), maar de verdediging meent, net als de rechtbank in eerste aanleg, dat de door haar afgelegde verklaringen bij gebrek aan voldoende betrouwbaarheid niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Die onbetrouwbaarheid ziet voorts niet op details, maar raken rechtstreeks de kern van de verdenking.
3. [aangeefster ] heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd. De eerste verklaring is opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van een informatief gesprek met de wijkagent op 5 maart 2020. Daaropvolgend heeft op 18 maart 20202 een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met gecertificeerde zedenrechercheurs. Op 8 april 20203 is voorts een getuigenverklaring van [aangeefster ] opgenomen, op 16 maart 2022 heeft een RC-verhoor plaatsgevonden en (tot slot) op 5 juli 2022 een studioverhoor. De verdediging heeft al die verhoren naast elkaar gelegd en kan niet anders dan concluderen dat de inhoud daarvan tegenstrijdig is, onjuist is en/of niet strookt met andere in het procesdossier bevindende informatie. Zonder elke discrepantie aan Uw hof voor te willen houden en louter met verwijzing naar cruciale momenten, licht ik dat toe.
Tegenstrijdigheden
Waar eerste keer seks
4. [aangeefster ] is bevraagd waar zij de eerste keer seks zou hebben gehad met cliënt. In het informatief gesprek verklaarde zij dat dat in de bossen in [plaats] zou zijn geweest. Nog geen twee weken later verklaarde zij in het informatief zedengesprek dat dat in een kamer bij [A] in [plaats] was en zo verklaarde zij ook in haar getuigenverhoor. Tijdens het studioverhoor verklaarde [aangeefster ] echter weer dat de eerste keer seks in de bossen in [plaats] zou zijn geweest.
Wanneer eerste keer seks
5. Ook omtrent de datum/periode wanneer [aangeefster ] voor het eerst seks zou hebben gehad met cliënt is zij bevraagd. Tijdens het informatief gesprek was dat in de meivakantie van 2019, terwijl dat tijdens het informatief zedengesprek en haar getuigenverhoor in de zomervakantie van 2019 was. In het studioverhoor werd verklaard dat de eerste keer "veel later dan de bijlessen was, daar zat een hele tijd tussen", maar blijkens het informatieve gesprek zouden [aangeefster ] en cliënt tussen de bijlessen op school en de bijlessen thuis naar [plaats] zijn gegaan. De datum komt in dat geval niet overeen met de locatie.
Hoe vaak seks
6. [aangeefster ] is gevraagd naar de kwantiteit van de seks die zij met cliënt zou hebben gehad en ook op dat punt verklaarde zij wisselend. In het informatief zedengesprek zou zij ongeveer zes keer seks hebben gehad met cliënt (waarvan de eerste keer en de laatste keer bij [A] en de tweede keer bij haar thuis). In haar getuigenverklaring zou zij vier keer seks hebben gehad met cliënt (drie keer bij [A] en één keer thuis, dat was de tweede keer). In haar RC-verhoor was dat drie-vier keer en in het studioverhoor vier keer (één keer in [plaats] , twee keer in [plaats] en één keer thuis tijdens de bijles). De keren seks alsook de locaties, komen in geen enkele verklaring overeen.
"
Bijlessen"
7. Omtrent de bijlessen en wat er tijdens die bijlessen gebeurde, heeft [aangeefster ] tevens veelvuldig verklaard. Zo verklaarde zij tijdens het informatief gesprek dat de bijlessen "meer uit kussen en seksuele handelingen" bestonden, terwijl zij zowel tijdens het informatief zedengesprek als in haar getuigenverklaring aangaf dat tijdens de bijlessen louter over gevoelens werd gesproken en persoonlijke dingen tegen elkaar werden verteld. In haar studioverhoor ging [aangeefster ] nog verder en zou tijdens de bijles seks hebben plaatsgevonden.
"
[plaats] "
8. Over het onderwerp " [plaats] " verklaarde [aangeefster ] in haar informatief gesprek (de eerste keer dat zij melding maakte van het ontucht) dat zij aldaar in de bossen seks had gehad met cliënt. Nog geen twee weken later maakt zij in haar informatief zedengesprek geen enkele melding van [plaats] , laat staan dat zij daar seks zou hebben gehad. In haar getuigenverklaring komt naar voren dat in [plaats] louter gezoend zou zijn maar even verderop maakte [aangeefster ] er melding van dat in [plaats] gewoon is afgesproken om elkaar te zien "maar niet voor bijles of seks". In haar studioverhoor komt zij daar echter weer op terug en verklaarde zij (wederom) dat zij in [plaats] voor het eerst seks had gehad met cliënt.
Gang van zaken tijdens seks
9. Tot slot hecht de verdediging er waarde aan om de discrepanties omtrent de gang van zaken tijdens de vermeende seks voor te houden. In het informatief gesprek is [aangeefster ] stellig dat de seks met beider instemming plaatsvond. In haar verhoor als getuige verklaarde zij dat zij de relatie wel wilde, maar de seks niet. Desondanks zou er toch meermaals zijn gevingerd, afgetrokken, gebeft en gepijpt en zou er seks hebben plaatsgevonden. In haar studioverhoor gaat [aangeefster ] nog verder en stelde zij dat zij verkracht was door cliënt. Hij zou haar heel hard vast hebben waardoor zij geen kant op kon, zij zou hebben geschreeuwd en geschopt, maar niets zou helpen. "Het enige wat je kunt bedenken is zo hard mogelijk schoppen, en hem proberen van je af te duwen en los te komen, maar hij is wel zo sterk, dat is niet normaal" , aldus [aangeefster ] . Let wel: cliënt heeft (tot tweemaal toe) een TIA gehad en bij hem is zowel geestelijk als lichamelijk sprake van uitval.
Onjuistheden/opmerkelijkheden
10. Naast de tegenstrijdigheden in de afgelegde verklaringen van [aangeefster ] , behelst het procesdossier verschillende onjuistheden en opmerkelijke omstandigheden die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster ] . Ik licht dat toe.
[getuige 3]
11. Op het [B] , waar [aangeefster ] naar school ging, werkt nog een leraar, [getuige 3] , die, net als cliënt, [aangeefster ] zou hebben benaderd met zijn seksuele voorkeuren en verzoeken en haar, toen zij daar niet op in wenste te gaan, zou hebben bedreigd. Een en ander volgt uit een door [aangeefster ] gemaakte opsomming van gedragingen die is opgenomen op pagina 45 van het dossier. Het heeft de verdediging bevreemd dat op één school twee leraren Economie werken die beiden nagenoeg dezelfde handelingen zouden hebben verricht met dezelfde leerling, reden waarom de [getuige 3] op verzoek van de verdediging is gehoord. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris zijn hem de gebeurtenissen zoals [aangeefster ] die op pagina 45 van het dossier uitschreef, voorgehouden. De [getuige 3] heeft alle aantijgingen ten stelligste ontkent en nadat hij gefrustreerd raakte over die aantijgingen, mocht de verdediging van de rechter-commissaris niet langer de gebeurtenissen voorhouden. De rechter-commissaris overwoog daartoe dat sprake was van "onterechte aantijgingen" waar de getuige "begrijpelijkerwijs meer dan genoeg van had". Dat zegt iets over de onjuistheid en onbetrouwbaarheid van de op pagina 45 opgenomen gebeurtenissen en voorts de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster ] .
12. Zowel in het RC-verhoor als in het studioverhoor zijn de ontkenningen van de [getuige 3] aan [aangeefster ] voorgehouden. Zij bleef echter bij haar standpunt dat de [getuige 3] dergelijke nare en seksuele toenaderingen had gezocht. Sterker nog: toen [aangeefster ] geen gehoor gaf aan die toenaderingen, zou zij 's avonds, dichtbij het centrum van [plaats] door de [getuige 3] zijn bedreigd met een groot keukenmes met kartels waar je brood mee snijdt. [aangeefster ] verklaarde desgevraagd bang te zijn voor de [getuige 3] . Op de vraag waarom zij dan, enige tijd later, onder een pseudoniem, juist bij de [getuige 3] , "hulp zocht" en melding maakte van hetgeen cliënt haar zou hebben aangedaan, blijft een inhoudelijk antwoord uit. [aangeefster ] weet niet waarom dat zij dat heeft gedaan.
Bedreigingen
13. Niet alleen de [getuige 3] zou "bedreigingen" hebben geuit. Hoewel [aangeefster ] het er in haar eerste verklaring op houdt dat de "seks" met cliënt met beider instemming was, maakt die instemming in haar verklaringen gaandeweg steeds meer ruimte voor dwang en bedreiging. Sterker nog: die bedreigingen zouden de reden zijn geweest dat [aangeefster ] toch steeds weer afsprak met cliënt om seks te hebben, ondanks dat zij dat niet wilde.
14. Opmerkelijk genoeg worden die "bedreigingen" niet geconcretiseerd en volgt uit de maandenlange WhatsApp-conversaties geen enkel spoor van die bedreigingen. Daar komt het volgende bij. De tenlastegelegde periode beslaat 13 maanden; van 1 maart 2019 tot en met 29 maart 2020. De WhatsApp-gesprekken beslaan een periode van 8,5 maand; van 10 juli 2019 tot en met 28 maart 2020 en dus een zeer groot deel van de tenlastegelegde periode. In die WhatsApp-gesprekken leest u veel terug, maar niets omtrent de seksuele handelingen die tussen [aangeefster ] en cliënt zouden zijn verricht. Niets over [A] . Niets over [plaats] . Niets over dwang. Niets over angst. De handelingen zoals die zijn verfeitelijkt in de tenlastelegging onder de eerste vijf gedachtestreepjes, vinden geen steun in de WhatsApp-gesprekken.
[A]
15. [aangeefster ] heeft zowel in haar verklaringen bij de politie als in die bij de rechter-commissaris uitvoerig verklaard over [A] in [plaats] (overigens met uitzondering van haar eerste verklaring in het informatief gesprek; op dat moment wordt geen enkele melding gemaakt van de locatie waar zij het meest seks zou hebben gehad met cliënt). Bij [A] zouden [aangeefster ] en cliënt meermaals seks hebben gehad. Het heeft de verdediging bevreemdt hoe moeizaam de verhoren bij de rechter-commissaris verliepen, hoe moeilijk het voor [aangeefster ] was om de juiste woorden te vinden en uit die woorden te komen, terwijl over de ligging en indeling van het etablissement in [plaats] zij voluit kon verklaren, ondanks dat zij daar jaren geleden maar twee keer was geweest. Er is verklaard over een parkeerplaats aan de achterzijde van de gebouwen, een automaat, links bij binnenkomst, waar contant betaald kon worden voor een kamer die eruit zag als een hotelkamer en een van de buitenzijde wit/beige gebouw.
16. Op de website van [A] is alle informatie te vinden die ook in de verklaringen van [aangeefster ] wordt benoemd. De eerste foto op de homepage van de website, betreft een wit/beige gebouw. Op foto's is aan de achterzijde van het pand een parkeerplaats met discrete parking te zien. Onder het kopje "kamerverhuur" zijn verschillende foto's te zien van de kamers die eruit zien als hotelkamers en onder het kopje "betaalautomaat" is een afbeelding opgenomen van een automaat die aan de muur hangt waar, volgens de beschrijving, louter met contant geld kan worden betaald voor een kamer. Daar komt nog het volgende bij. In de verhoren is [aangeefster ] gevraagd naar haar woonplaats in België, voordat zij naar Nederland verhuisde. [aangeefster ] verklaarde daaromtrent in [plaats] te hebben gewoond. [plaats] betreft een dorp naast [plaats] en vanuit [plaats] is het blijkens Google Maps 19 minuten rijden over de doorgaande provinciale weg naar [A] . Dat [aangeefster ] , in tegenstelling tot andere onderwerpen, over [A] zo precies kon verklaren, hoeft niet zonder meer te betekenen dat zij die kennis heeft van een bezoek aan [A] met cliënt. Het is niet uit te sluiten dat zij die informatie uit andere (openbare) bronnen heeft vernomen.
Conclusie
17. De door [aangeefster ] afgelegde verklaringen zijn tegenstrijdig op cruciale onderdelen. Bezien in het licht van ander bewijsmateriaal, zijn de afgelegde verklaringen daarnaast op onderdelen ongeloofwaardig. En voorts vinden de afgelegde verklaringen op cruciale onderdelen geen steun in andere bewijsmiddelen. Al met al kunnen de verklaringen van [aangeefster ] niet als betrouwbaar worden aangemerkt en dienen zij derhalve te worden uitgesloten van de bewijsvoering. Voor het overige bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat cliënt zich schuldig zou hebben gemaakt aan de gedragingen zoals opgenomen in de eerste vijf gedachtestreepjes van de tenlastelegging.
18. In zijn appelmemorie stelde de officier van justitie, na citering van enkele WhatsApp-berichten, dat cliënt "erkent dat hun relatie in het verleden onder andere bestond uit seksueel/intiem contact", maar dat leest de verdediging daarin niet terug. [aangeefster ] poneerde stellingen en cliënt gaf ontwijkende antwoorden. Er wordt als het ware om de hete brij gedraaid, maar Uw hof leest in geen enkel bericht dat cliënt erkende zich schuldig te hebben gemaakt aan (het gros van) de verfeitelijkingen zoals die zijn opgenomen in de dagvaarding. Met de rechtbank is de verdediging - en zo ook cliënt zelf - van oordeel dat in de WhatsApp-gesprekken veel persoonlijks werd gedeeld en dat cliënt daarbij zeer grensoverschrijdend gedrag vertoonde door zich op te stellen als vriend en niet als leraar van een minderjarige leerling. Dat, waar of wanneer de seksuele handelingen waar [aangeefster ] over verklaarde zouden hebben plaatsgevonden, volgt echter niet uit die gesprekken. Het beeldmateriaal dat cliënt van zijn eigen penis aan [aangeefster ] stuurde, kan - hoe grensoverschrijdend en strafbaar ook - niet tot het benodigde steunbewijs voor de verklaringen van [aangeefster ] leiden om tot een integrale bewezenverklaring te komen.”
4.3
Het hof heeft het verweer verworpen en daartoe overwogen zoals is opgenomen in randnummer 3.6.
4.4
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de verwerping door het hof van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn, ontoereikend althans onbegrijpelijk is gemotiveerd. In dat verband wordt opgemerkt dat het hof niet uiteen heeft gezet op grond waarvan het de verklaringen van de aangeefster niet zodanig afwijkend van elkaar of innerlijk tegenstrijdig vindt. In het licht van de door de verdediging aangedragen inconsistenties op dit vlak, had het volgens de steller van het middel op de weg van het hof gelegen om op dit punt een nadere motivering te geven. Daarnaast wordt aangevoerd dat verwerping van het verweer dat de appgesprekken en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende steun geven aan de verklaring van aangeefster, onbegrijpelijk dan wel ontoereikend is gemotiveerd.
4.5
Het hof heeft in de bewijsoverwegingen in verband met art. 342 Sr het juiste juridisch kader vooropgesteld. Dat wordt door de steller van het middel ook niet betwist.
4.6
De verdediging heeft in hoger beroep – samengevat – aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig zijn en bezien in het licht van ander bewijsmateriaal op onderdelen ongeloofwaardig. De verdediging heeft daarbij verschillende inconsistenties in de verklaringen van de aangeefster uitgelicht. Daarnaast is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster op cruciale onderdelen geen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
4.7
Het betrouwbaarheidsverweer van de raadsman dient te worden verstaan als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Het hof is aan het verweer voorbijgegaan en heeft de verklaringen van de aangeefster voor het bewijs gebruikt. Waar het in cassatie op aankomt, is of het hof zijn oordeel voldoende (begrijpelijk) heeft gemotiveerd.
4.8
Het hof heeft als gezegd het bewijsverweer verworpen en daartoe overwogen dat “de verklaringen die door aangeefster op meerdere momenten zijn afgelegd, niet zodanig afwijkend van elkaar of innerlijk tegenstrijdig dat deze aanleiding geven om te twijfelen aan de gehele betrouwbaarheid en de inhoud van de door haar afgelegde verklaringen”. Daarbij heeft het hof ook betrokken dat die verklaringen niet op zichzelf staan, maar afdoende worden ondersteund door ander bewijs. Het hof wijst in dat verband in het bijzonder op de appgesprekken, maar ook op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
4.9
In verband met de appgesprekken heeft het hof vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer elkaar allerlei persoonlijke dingen vertellen en veel intiem contact onderhouden. Dat er ook sprake was van seksueel contact leidt het hof onder meer af uit de omstandigheid dat de verdachte niet geschrokken of met onbegrip reageert wanneer het slachtoffer in het appgesprek vraagt of hij bedoelt met dat hij wil dat de relatie teruggaat naar hoe het eerder was, “zoals toen met de afspraakjes, veel app-contact, seksueel/intiem contact”. Het hof wijst er ook op dat de verdachte op de vraag van het slachtoffer of hij lichamelijk contact wil, antwoordt met “Willen ja” en dat hij diezelfde dag nog seksuele video’s en foto’s en seksueel getinte berichten naar het slachtoffer stuurt.
4.1
Het hof heeft verder vastgesteld dat de aangeefster heeft verklaard dat zij en de verdachte aan het begin van de meivakantie hebben afgesproken in [plaats] , waar zij in het bos ook ge(tong)zoend hebben. En dat de [getuige 1] heeft verklaard dat zij ook docent is op het [B] in [plaats] en dat zij de verdachte en aangeefster samen in het bos in [plaats] heeft gezien en dat ze daarvan schrok. [getuige 2] heeft verklaard dat de aangeefster haar een keer heeft verteld dat ze met de verdachte naar de visvijver in [plaats] is geweest en dat ze daar gekust hadden, dat zij het lastig vond dat zijn gevoelens voor hem had gekregen en dat zij achteraf dingen tegen haar zin heeft gedaan. Het hof heeft daarmee toereikend en niet onbegrijpelijk gereageerd op hetgeen namens de verdediging in verband met de betrouwbaarheid van de aangeefster en het (ontbreken van) steunbewijs heeft aangevoerd.
4.11
Het tweede middel faalt in al zijn onderdelen.

Afronding

5.
5.1
Het eerste middel leidt niet tot cassatie en het tweede middel faalt.
5.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Thans niet meer strafbaar gesteld in art. 249 lid 1 Sr (oud) maar in art. 245 lid 1 onder a Sr.
2.ECLI:NL:GHSHE:2024:1161 (parketnummer 20-002588-22).
3.Zie hierover nader A.J.A van Dorst en M.J. Borgers,
4.Vgl. HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993. Zie recenter ook HR 3 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1646.
5.Vgl. HR 10 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6924.
6.Zie randnummer 13 van de cassatieschriftuur.
7.Ik wijs in dat verband op pagina 11 van de op de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota die onder meer inhoudt: “het beeldmateriaal dat cliënt van zijn eigen penis aan [aangeefster ] stuurde, kan – hoe grensoverschrijdend en strafbaar ook - niet tot het benodigde steunbewijs voor de verklaringen van [aangeefster ] leiden om tot een integrale bewezenverklaring te komen”. Daarnaast wijs ik erop dat de verdediging zich wat betreft de in het laatste gedachtestreepje van de tenlastelegging opgenomen gedragingen, heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof.
8.Vgl. HR 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1167.