2.3Het hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen.
“
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, nu het aangetroffen vuurwerk reeds is vernietigd waardoor (contra-)onderzoek aan het vuurwerk niet meer mogelijk is. De verdediging is als gevolg hiervan niet in staat aan te tonen dat het vuurwerk niet professioneel van aard is. Ook kan niet - middels sporenonderzoek aan het vuurwerk - worden aangetoond dat de verdachte geen betrokkenheid had bij het aangetroffen, vuurwerk. Dit verzuim van vormen dient primair te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, wegens de grove veronachtzaming van de rechten van de verdachte waardoor aan diens recht op een eerlijk strafproces in ernstige mate is tekortgedaan. Er is sprake van strijd met artikel 6 EVRM. Subsidiair dient dit te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het hof oordeelt dat dit verweer faalt, nu geen sprake is geweest van een vormverzuim. De overwegingen met betrekking tot dit oordeel zullen worden uiteengezet onder de bewijsoverwegingen.
[…]
Betrokkenheid en rol van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij met anderen, waaronder [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , op het terrein van de loods was en dat hij daar vuurwerk uit de witte bus heeft geladen. Hij heeft ook verklaard dat hij dit al eerder had gedaan.
Onder de verdachte zijn drie telefoons aangetroffen, waaronder een Samsung Galaxy J4 (met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , welke in beslag is genomen onder goednummer 952132, verder: Samsung J4). Uit onderzoek aan deze telefoon is gebleken dat de toegangscode (swipecode) 12369 is. Deze code komt op één (extra) cijfer na overeen met de toegangscode (swipe code) van de privételefoon van de verdachte, de Samsung Galaxy S8 (1236). Op de Samsung J4 zijn voorts ‘selfies’ van de verdachte aangetroffen, alsmede een foto van een aan de verdachte gerichte betalingsherinnering van een incassobureau van 30 oktober 2018.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze foto’s heeft gemaakt en dat hij de Samsung J4 heeft gebruikt. Op deze telefoon was de applicatie WhatsApp geïnstalleerd met als naam van de gebruiker ‘ [naam 1] ’. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij middels WhatsApp als " [naam 1] ’ heeft gecommuniceerd.
Gelet op deze bevindingen gaat het hof ervan uit dat de onder de verdachte aangetroffen Samsung J4 aan de verdachte toebehoorde. De stelling van de verdachte dat deze telefoon aan [betrokkene 1] toebehoorde en dat hij deze telefoon slechts af en toe, voor een kortere of langere periode, ter beschikking kreeg, acht het hof ongeloofwaardig.
Op de Samsung J4 zijn bestellijsten en aantekeningen met betrekking tot professioneel vuurwerk aangetroffen. In de diverse WhatsApp-gesprekken onder gebruikersnaam ‘ [naam 1] ’ alsmede in sms-berichten wordt in de weken voor 15 november 2018 over (bestellingen van) dergelijk vuurwerk gesproken. Zo wordt onder meer gesproken over F4 in plaats van F3, Shells en Cobra’s, zodat onmiskenbaar is dat dit professioneel vuurwerk betreft.
Onderzoek aan de historische verkeersgegevens – kort gezegd: informatie van zendmastlocaties – wijst uit dat de Samsung J4 en de telefoons die aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] worden gekoppeld zich op verschillende momenten in oktober en november 2018 vrijwel gelijktijdig in de richting van de Duitse grens hebben begeven of deze grens hebben gepasseerd. Wat betreft 15 oktober 2018 bevat de Samsung J4 een foto, genomen vanuit een voertuig, waarop een witte en een blauwe bus op de snelweg te zien zijn. Het kenteken van de blauwe bus is [kenteken 1] , Dit is dezelfde bus die op 15 november 2018 in de buurt van de loods is aangetroffen. Wat betreft 9 november 2018 bevat de Samsung J4 een video. Door de politie werd op deze video het volgende waargenomen:
- Een loods waarin heel veel vuurwerkdozen opgeslagen/opgestapeld stonden.
- Die dozen waren voorzien van een oranje gevaarsetiket met classificatie 1.3 G of 1.4 S en opschrift.
- Voor de ingang van de loods een blauwe bestelbus met in de laadruimte diverse dozen met vuurwerk.
- In de loods een manspersoon met ontbloot bovenlichaam, vermoedelijk [betrokkene 2] .
- Tussen de dozen met vuurwerk een manspersoon met donkere kleding, vermoedelijk [betrokkene 1] .
Op 15 november 2018, de dag van de aanhouding, wordt door voornoemde telefoons van de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tussen 02.45 uur en 04.45 uur een route gevolgd van Haarlem naar Venlo, en tussen 07.15 uur en 09.30 uur een route terug van Venlo naar Haarlem.
Dit duidt er naar het oordeel van het hof op dat de verdachte en zijn medeverdachten in de vroege ochtend van 15 november 2018 professioneel vuurwerk uit het buitenland hebben gehaald. Dat daarbij naast een witte bus ook een blauwe bus was betrokken, volgt niet alleen uit het aantreffen van de blauwe bus met vuurwerk in de directe nabijheid van de loods op 15 november 2018 en de eerdere betrokkenheid van de/een blauwe bus, maar met name ook uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat [betrokkene 1] op 15 november 2018 tegen hem had gezegd dat er ook een tweede bus was.
Ook de privételefoon van de verdachte is onderzocht, de Samsung Galaxy S8. In deze telefoon zijn diverse sms-berichten aangetroffen inzake de aanwezigheid van deze telefoon in het buitenland, te weten:
- Duitsland: op 15, 17 en 29 oktober 2018 en 9 en 15 november (om 05. 10 uur) 2018;
- Polen: op 16 oktober (om 15.26 uur) 2018;
- Tsjechië; op 16 oktober (om 00.29 uur) 2018;
- Italië: op 25 en 28 juli 2018 en 1 en 6 augustus 2018.
Volgens de bevindingen van het COV was het op 15 november 2018 inbeslaggenomen vuurwerk geproduceerd dan wel geïmporteerd door de volgende bedrijven: [A] te Polen, [B] te Polen, [betrokkene 3] te Duitsland en [betrokkene 4] te Italië. In Tsjechië is het bedrijf [C] gevestigd wat ook professioneel vuurwerk verkoopt en waar de medeverdachte [betrokkene 2] blijkens onderzoek aan (onder meer) zijn telefoon contact mee heeft gehad.
Deze feiten en omstandigheden duiden erop dat de verdachte zich, samen met zijn medeverdachten, bezig hield met de import, het vervoer, de opslag en de handel in professioneel vuurwerk. Op 15 november 2018 hebben zij gezamenlijk, met zowel de witte als de blauwe bus, vuurwerk uit het buitenland gehaald en naar de loods vervoerd, met als doel het daar op te slaan. Het hof acht de verdachte dan ook betrokken bij de totale hoeveelheid inbeslaggenomen vuurwerk en oordeelt dat de verdachte zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben en/of opslaan daarvan. Of het vuurwerk (alleen) aan de verdachte toebehoorde, acht het hof verder niet van belang, nu de verdachte daarover in elk geval de beschikkingsmacht had.
Onderzoeksmethode
Door de raadsman is betoogd dat de onderzoeksmethode waarbij de vuurwerkdeskundige van de politie het vuurwerk visueel beoordeelt, weegt en in een categorie indeelt, juridisch onjuist is en in strijd is met de nodige rechtsbelangen en waarborgen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voornoemde (gebruikelijke) onderzoeksmethode deugdelijk is en in de onderhavige zaak ook afdoende om tot het bewijs te komen dat sprake is van professioneel vuurwerk. In dit verband overweegt het hof als volgt.
Aan de orde is de vraag of het vuurwerk, waarvan in het voorgaande is vastgesteld dat de verdachte dit voorhanden heeft gehad alsmede heeft opgeslagen, als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit moet worden aangemerkt.
Professioneel vuurwerk in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, is vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4 of dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en dat niet bij of krachtens voornoemd besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Uit het proces-verbaal van het COV [
Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk, D.P.] blijkt dat de partij vuurwerk in deze zaak (voorzien van de PL-code en het BVH-nummer PL1100-2018220526) is onderzocht op uiterlijke kenmerken en op basis daarvan is ingedeeld in de categorieën. De materiedeskundige van het COV woog 2131 kilogram lijst II vuurwerk (Chinese rollen) en telde 4302 stuks, Shells, 158 flowerbeds en 2364 stuks knalvuurwerk. Uit de diverse bijlagen bij het proces-verbaal van het COV blijkt dat het steeds vuurwerk betref dat fabrieksmatig is geproduceerd hoofdzakelijk door de firma [A] (Flowerbeds, Shells en Chinese rollen) en de firma [betrokkene 4] (Cobra’s), welke firma's hiervoor reeds zijn genoemd. Het overgrote deel van dit vuurwerk was voorzien van categorie indeling F4 en daarmee niet toegestaan voor particulier gebruik. Van al het vuurwerk is vastgesteld dat dit professioneel vuurwerk betreft.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vaststellingen van de materiedeskundige verbalisant omtrent de hoeveelheid en de aard en indeling van het vuurwerk. De bevindingen worden ook bevestigd door het fotomateriaal in het dossier. Het hof heeft voorts geen enkel aanknopingspunt in het dossier aangetroffen op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het vuurwerk van een zelfde fabrikant dat onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, niet steeds dezelfde samenstelling zou hebben. De enkele suggestie van de raadsman in dit verband, die geen basis vindt in de verklaring van de verdachte, is daartoe onvoldoende.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat het onderzoek ten aanzien van de Flowerbeds, Mortierbommen (Shells) en Chinese rollen ook niet is verricht volgens voornoemde (gebruikelijke) methode merkt het hof op dat het dossier naast voornoemde COV-rapportage met bijbehorende bijlagen, deskundigenverklaringen van het NFI bevat. Daaruit blijkt wanneer die specifieke soorten vuurwerk niet voldoen aan de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 van het Vuurwerkbesluit, welke conclusie vervolgens door de materiedeskundige ten aanzien van iedere set identiek vuurwerk (steeds in een aparte bijlage) is uiteengezet en onderbouwd. Dit onderzoek kan naar het oordeel van het hof die conclusies dan ook dragen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat het vuurwerk mogelijk dummy’s betrof, dan wel dat de verdachte in de veronderstelling was dat het vuurwerk dummy’s betrof, overweegt het hof dat het dossier daarvoor geen enkel aanknopingspunt biedt en de verdachte dit standpunt ook niet aannemelijk heeft gemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ‘natuurlijk’ wist dat het om vuurwerk ging en dat hij wist dat het uitladen daarvan niet was toegestaan. Dummy’s daarentegen zijn legaal (online) verkrijgbaar. Daarnaast heeft een dummy een ander gewicht dan het originele vuurwerk en staat op een dummy ook altijd vermeld dat het een dummy is, wat ook voor de hand ligt nu het verkopen en/of voorhanden hebben van een dummy, in tegenstelling tot het hebben van een origineel exemplaar, niet strafbaar is. Bovendien kan uit het dossier worden opgemaakt dat de verdachte en/of zijn medeverdachten contact hebben gehad met diverse bedrijven die het originele vuurwerk verkopen en reisbewegingen hebben gemaakt van en naar de landen waar die: bedrijven zijn gevestigd.
Verzoeken tot nader onderzoek
Het hof wijst gelet op het voorgaande de verzoeken van de verdediging tot het (laten) doen van destructief onderzoek van het (inmiddels vernietigde) vuurwerk af, nu het hof daartoe geen noodzaak ziet.
Ook het verzoek tot het doen van onderzoek aan het vuurwerk in de vorm van dactyloscopie of DNA-onderzoek zal het hof afwijzen. Voor het (medeplegen van het) voorhanden hebben en/of opslaan van professioneel vuurwerk zoals onder 1 en 2 is tenlastegelegd, is niet vereist of de verdachte (de dozen met daarin) het vuurwerk zelf in zijn handen heeft gehad. Op grond van voorgaande overwegingen is reeds vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Het al dan niet aantreffen van zijn sporen op (de verpakking van) het vuurwerk is in die zin niet relevant.
Vormverzuim en artikel 6 EVRM
Tot slot volgt uit het voorgaande eveneens dat het vernietigen van het vuurwerk, waardoor nader onderzoek daaraan onmogelijk is geworden, in deze geen vormverzuim noch strijd met artikel 6 EVRM oplevert.”
Bespreking van het middel