In deze zaak is de verdachte, geboren in 1999, niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam, omdat het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn was ingesteld. De advocaat-generaal heeft in de terechtzitting van 12 juli 2023 gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard. De verdachte heeft echter niet de gelegenheid gekregen om als laatste het woord te voeren, wat in strijd is met artikel 283 lid 6 jo. lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal heeft wel als laatste het woord gevoerd, wat leidt tot de conclusie dat de procedure niet correct is verlopen. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad hecht veel waarde aan het recht van de verdachte om als laatste te spreken, en schending van dit recht leidt tot nietigheid van het onderzoek en het arrest. De zaak benadrukt het belang van goede procesorde en de rechten van de verdachte in het strafproces.