In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en [gedaagde sub 1]. De eiseres, Eigen Haard, vorderde ontruiming van een sociale huurwoning die door [gedaagde sub 1] tijdelijk aan vrienden was ter beschikking gesteld. De huurder had gedurende ongeveer een half jaar de woning niet zelf bewoond, wat volgens Eigen Haard een schending van de huurovereenkomst betekende. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurder te goeder trouw had gehandeld door zijn woning tijdelijk aan vrienden ter beschikking te stellen uit sociale overwegingen, zonder financieel motief. De rechter benadrukte dat de enkele omstandigheid dat de huurder het gehuurde tijdelijk niet bewoont, niet automatisch leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. De ernst van de tekortkoming en de omstandigheden van het geval moeten in de beoordeling worden betrokken. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.