In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecagelegenheid en de minister van Infrastructuur en Milieu. De eiser, eigenaar van een horecapand, had een schadevergoeding aangevraagd vanwege vermogensschade die hij lijdt door een afname van passantenverkeer als gevolg van een Tracébesluit en de herinrichting van de Coevorderweg. De minister had aanvankelijk een schadevergoeding van € 76.562,50 toegekend, maar de rechtbank heeft dit besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door een schadevergoeding van € 515.709,- toe te kennen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de permanente vermogensschade substantieel was en dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de afhankelijkheid van de horecagelegenheid van passerend verkeer. De rechtbank heeft het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) overgenomen, dat de schade op € 537.709,- had vastgesteld, maar met een korting van 2% voor normaal maatschappelijk risico. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente vanaf 30 december 2011 toegewezen en de proceskosten in bezwaar en beroep vergoed.