In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiseres voor maatschappelijke opvang. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G.M. de Groot, had een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder in deze zaak, had de aanvraag toegewezen, maar het bezwaar van eiseres tegen het bestreden besluit werd niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 25 juli 2022 zijn zowel eiseres als verweerder niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres recht heeft op vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar onterecht was, omdat eiseres meer kon bereiken met haar bezwaar dan zij al had bereikt. De rechtbank stelt vast dat de plaatsing op de wachtlijst voor maatschappelijke opvang niet voldoet aan de eisen van maatwerkvoorziening zoals gesteld in de Wmo. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
Daarnaast heeft eiseres een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de termijn volledig aan de rechtbank zelf te wijten is en kent eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- toe. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 1.300,- en de kosten in verband met het verzoek om schadevergoeding op € 379,50. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de Staat der Nederlanden moet worden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.