ECLI:NL:RBAMS:2019:10339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2019
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6439
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake maatschappelijke opvang en niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiseres voor maatschappelijke opvang. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G.M. de Groot, had een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder in deze zaak, had de aanvraag toegewezen, maar het bezwaar van eiseres tegen het bestreden besluit werd niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 25 juli 2022 zijn zowel eiseres als verweerder niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres recht heeft op vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar onterecht was, omdat eiseres meer kon bereiken met haar bezwaar dan zij al had bereikt. De rechtbank stelt vast dat de plaatsing op de wachtlijst voor maatschappelijke opvang niet voldoet aan de eisen van maatwerkvoorziening zoals gesteld in de Wmo. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.

Daarnaast heeft eiseres een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de termijn volledig aan de rechtbank zelf te wijten is en kent eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- toe. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 1.300,- en de kosten in verband met het verzoek om schadevergoeding op € 379,50. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de Staat der Nederlanden moet worden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: K. Smit),
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 toegewezen.
Bij besluit van 14 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2022. Eiseres en verweerder zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht
1. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voldoet. Dit betekent dat eiseres geen griffierecht hoeft te betalen.
Wat er aan de procedure is voorafgegaan
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) toegewezen. Verweerder heeft in het primaire besluit aangegeven dat als deze plaats in de maatschappelijke opvang niet direct beschikbaar is, eiseres op een wachtlijst wordt geplaatst en door een trajecthouder wordt begeleid totdat eiseres in de maatschappelijke opvang is geplaatst. De trajecthouder zal eiseres verder informeren over de kennismaking met haar persoonlijke begeleider. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder maakt eiseres bezwaar tegen de feitelijke uitvoering van het besluit. Eiseres kan volgens verweerder niet meer bereiken met haar bezwaar dan zij al heeft bereikt, namelijk een positief besluit over toegang tot de maatschappelijke opvang. Volgens verweerder heeft eiseres daarom geen procesbelang.
Standpunt eiseres
3.1
Eiseres voert aan dat zij meer kon bereiken met haar bezwaar dan zij al had bereikt. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat een wijze van verstrekken die ertoe leidt dat een cliënt en een aanbieder niet weten hoeveel, naar tijdseenheden bepaalde, maatschappelijke ondersteuning het college heeft verstrekt, in strijd komt met het rechtszekerheidsbeginsel [1] . Niet valt in te zien waarom de uitspraak van de Raad van 26 mei 2021 niet van toepassing zou zijn op maatschappelijke opvang (volgens de wettelijke definitie opvang met begeleiding). Immers, plaatsing op de wachtlijst is evenzo in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
3.2
Eiseres voert daarnaast aan dat de plaatsing op de wachtlijst geen maatwerkvoorziening is die ertoe leidt dat eiseres zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht in de samenleving kan handhaven. Eiseres heeft behoefte aan 24-uursopvang omdat zij vloeiingen heeft en in de nabijheid moet zijn van een toilet. Ook heeft zij intensieve begeleiding nodig. Eiseres verwijst naar de brief van de huisarts van [datum] . Op grond van artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo moet de maatwerkvoorziening een passende bijdrage leveren aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht in de samenleving te handhaven. De maatwerkvoorziening moet zijn afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de betrokkene [2] . Uit de uitspraak van de Raad van 27 januari 2021 [3] volgt dat verweerder het bezwaar niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren.
Standpunt verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres staat boven aan de wachtlijst voor een omslagwoning die binnen vier tot zes weken beschikbaar zal zijn.
Het oordeel van de rechtbank
5.1
Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat een wijze van verstrekken die ertoe leidt dat een cliënt en een aanbieder niet weten hoeveel, naar tijdseenheden bepaalde, maatschappelijke ondersteuning het college heeft verstrekt, in strijd komt met het rechtszekerheidsbeginsel. [4] In de uitspraak van 26 mei 2021 [5] heeft de Raad overwogen dat hoewel deze rechtspraak betrekking heeft op huishoudelijke ondersteuning niet valt in te zien dat dit voor begeleiding anders zou zijn. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien waarom deze rechtspraak ook in dit geval niet van toepassing zou zijn. De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 2.6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (de Verordening), zoals die gold ten tijde van de besluitvorming, bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura of als financiële tegemoetkoming in de beschikking in elk geval wordt vastgelegd welke de te treffen voorziening is en hoe de voorziening wordt verstrekt. In het primaire besluit is echter slechts in algemene zin overwogen dat eiseres wordt toegelaten tot de maatschappelijke opvang zonder dat duidelijk is gemaakt wat dat in het geval van eiseres concreet inhoudt. Bovendien is in het primaire besluit overwogen dat als deze plaats in de maatschappelijke opvang niet direct beschikbaar is, eiseres op een wachtlijst wordt geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank is dit in strijd met artikel 2.6 van de Verordening en met het rechtszekerheidsbeginsel. Niet is immers duidelijk welke concrete voorziening in het geval van eiseres is getroffen en dus ook niet of deze maatwerkvoorziening op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van eiseres is afgestemd zoals bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wmo. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarom, anders dan verweerder heeft gesteld, meer kan bereiken met het bezwaar dan zij al heeft bereikt. Zij heeft dus belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar. Al om die reden heeft verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat de plaatsing op de wachtlijst geen maatwerkvoorziening is die is afgestemd op haar behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden en die ertoe leidt dat zij zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht in de samenleving kan handhaven. Anders dan verweerder stelt is zij daarmee niet opgekomen tegen de feitelijke uitvoering van het besluit maar tegen de adequaatheid van de getroffen maatwerkvoorziening. Zoals de Raad in de hiervoor genoemde uitspraak van 27 januari 2021 heeft overwogen kan de adequaatheid van de opvang ter beoordeling aan de bestuursrechter worden voorgelegd. Dat betekent dat eiseres daartegen ook bezwaar kan maken. Ook om die reden heeft verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
6.1
Eiseres doet daarnaast een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
De rechtbank overweegt als volgt. Het gaat hier om een niet-punitieve procedure die volgt op een primair besluit dat is bekend gemaakt na 1 februari 2014. In dat geval geldt als uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. Dit behoudens factoren die onder omstandigheden aanleiding kunnen geven overschrijding van deze behandelingsduren gerechtvaardigd te achten.
6.3
Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres op 4 november 2019 ontvangen. Op het moment van het doen van deze uitspraak is de tweejaarstermijn met ruim acht maanden overschreden. Van factoren die onder omstandigheden aanleiding kunnen geven om de overschrijding van de behandelingsduur gerechtvaardigd te achten is geen sprake. Het uitgangspunt voor vergoeding van immateriële schade is een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Eiseres heeft daarom recht op € 1.000,- schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het bezwaar niet meer dan een half jaar in beslag heeft genomen en de behandeling van het beroep meer dan anderhalf jaar – te weten twee jaar en ruim zeven maanden – heeft geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn is volledig aan de rechtbank toe te rekenen. De rechtbank veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Staat) tot betaling van een bedrag van € 1.000,- aan eiseres.
Conclusie
7.1
Het beroep is gegrond. Eiseres krijgt gelijk. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent dat verweerder opnieuw moet besluiten op het bezwaar van eiseres.
7.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.300,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
7.3
Ook wordt aanleiding gezien om de Staat te veroordelen in de kosten van eiseres in verband met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Deze worden vastgesteld op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek tot schadevergoeding, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.300,-;
  • veroordeelt de Staat in de kosten van eiseres in verband met het verzoek om schadevergoeding tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Belhadi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Raad worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: relevante regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning
Artikel 1.1.1
1. In deze wet en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;
(…)
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
b. van een ingezetene van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
4. De maatwerkvoorziening is, voor zover daartoe aanleiding bestaat, afgestemd op:
a. de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt,
b. zorg en overige diensten als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet,
c. jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet die de cliënt ontvangt of kan ontvangen,
d. onderwijs dat de cliënt volgt dan wel zou kunnen volgen,
e. betaalde werkzaamheden,
f. scholing die de cliënt volgt of kan volgen,
g. ondersteuning ingevolge de Participatiewet,
h. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015, versie 2019
Artikel 2.6
Inhoud beschikking
1. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura of als financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:
a. welke de te treffen voorziening is;
b. wat de duur van de verstrekking is, voor zover dit door het college wordt bepaald;
c. hoe de voorziening wordt verstrekt;
d. welke verplichtingen zijn verbonden aan het verstrekken van de maatwerkvoorziening.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1491, 8 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241 en 26 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1381.
2.Artikel 1.1.1. van de Wmo.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1491 en 8 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:324.