In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de bestuurlijke boete van € 20.500,- die aan [eiseres] is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat [eiseres] als eigenaar van de woning op [adres 1] onvoldoende toezicht heeft gehouden op de verhuur van de woning aan toeristen, wat in strijd is met artikel 21 van de Huisvestingswet 2014. De zaak kwam aan het licht na een melding van woonfraude, waarna het college een onderzoek instelde. Tijdens dit onderzoek werd vastgesteld dat de woning zonder vergunning aan de woningvoorraad was onttrokken, omdat er meer dan vier personen in de woning verbleven en de exploitant, [de persoon 1], geen hoofdverblijf had in de woning. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] dat de regels onduidelijk waren en dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt, verworpen. De rechtbank concludeert dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet op de hoogte kon zijn van de overtredingen en dat het college bevoegd was om de boete op te leggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.