ECLI:NL:RBAMS:2023:4131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4928
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-aanvraag na verkorte wachttijd; beoordeling van behandelmogelijkheden en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering na verkorte wachttijd had aangevraagd, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. De aanvraag van eiser werd afgewezen op basis van het primaire besluit van 3 juni 2022, waarin werd gesteld dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt was op medische gronden. Eiser had zich op 15 februari 2022 ziek gemeld en ontving vanaf 17 februari 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet. De verzekeringsarts concludeerde dat er nog behandelmogelijkheden waren en dat verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten kon worden. Eiser maakte bezwaar tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.

Tijdens de zitting op 6 april 2023 heeft eiser, vergezeld door zijn echtgenote en dochter, zijn standpunt toegelicht. Eiser voerde aan dat uit medische rapporten bleek dat er geen verbetering van zijn gezondheidssituatie te verwachten was. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd dat er behandelmogelijkheden waren voor de klachten van eiser. De rechtbank benadrukte dat voor een WIA-uitkering na verkorte wachttijd volledige arbeidsongeschiktheid vereist is, en dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden omdat herstel van zijn arbeidsmogelijkheden niet uitgesloten was.

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen reden voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. L.A. Vromans).

Procesverloop

Met het besluit van 3 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering [1] na verkorte wachttijd afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2023. Eiser is met zijn echtgenote en dochter verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is laatstelijk op uitzendbasis werkzaam geweest als elektromonteur voor 40 uur per week. Hij heeft zich op 15 februari 2022 ziek gemeld wegens rugpijn, krachtverlies in zijn armen, moeite met staan en lopen, moeheid en somberte. Per 17 februari 2022 kreeg hij een uitkering op grond van de Ziektewet. Op 8 april 2022 heeft eiser een WIA-uitkering na een verkorte wachttijd aangevraagd.
2. De verzekeringsarts heeft eiser onderzocht en is in een rapport van 2 juni 2022 tot de conclusie gekomen dat bij eiser geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiser is nog niet uitbehandeld, waardoor nog niet vastgesteld kan worden dat verbetering van de belastbaarheid uitgesloten is. Een verkorte einde wachttijd beoordeling is daarom volgens de verzekeringsarts niet aan de orde.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is na bestudering van het dossier, het bezwaar van eiser en het verslag van de hoorzitting, tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken dat verbetering van klachten en functioneren zich nooit meer kan voordoen. [2]
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Om voor een WIA-uitkering na een verkorte wachttijd in aanmerking te komen, moet sprake zijn van volledige arbeidsongeschiktheid die blijvend is. Eiser voldoet niet aan de voorwaarde dat verbetering van de arbeidsmogelijkheden uitgesloten is, aldus verweerder.
5. Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen. Eiser voert aan dat uit de door hem overgelegde rapporten van specialisten blijkt dat er in de toekomst geen verbeteringen van zijn gezondheidssituatie te verwachten zijn. Ook zijn huisarts heeft aangegeven dat zijn situatie de komende jaren niet zal verbeteren.

Beoordeling door de rechtbank

6. Eiser heeft een WIA-uitkering na verkorte wachttijd [3] aangevraagd. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het uitgangspunt dat alleen in een onomkeerbare situatie sprake kan zijn van een verkorte wachttijd. [4] Hieruit volgt dat verweerder in het kader van een aanvraag om een verkorte wachttijd slechts dient te beoordelen of sprake is van een stabiele of verslechterende medische situatie. Als herstel van de arbeidsmogelijkheden mogelijk is, kan geen sprake zijn van toekenning van een verkorte wachttijd. [5]
7. Uit eveneens vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een inschatting moet maken van de herstelkansen, in de zin van verbetering van de functionele mogelijkheden. [6] Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts moet berusten op een concrete en deugdelijke waardering van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent dat eiser verschillende aandoeningen heeft, er zijn hier echter nog behandelmogelijkheden voor. Voor een CTS (carpaal tunnel syndroom) is een behandelindicatie en -mogelijkheid gesteld die heel concreet is. Dat eiser die behandeling niet wenst, maakt die behandelmogelijkheid niet anders. Ook voor de slaapklachten, rugklachten en psychische klachten beschrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op grond van de overgelegde stukken de behandelmogelijkheden. Aanwijzingen op grond waarvan het nu uitgesloten moet worden geacht dat zich nog verbeteringen en herstel kunnen voordoen, zijn niet gebleken. Er zijn overwegend aanwijzingen voor mogelijkheden om de klachten te verminderen en het functioneren te verbeteren, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
9. In beroep heeft eiser aanvullende stukken overgelegd, waaronder een besluit van de gemeente Amsterdam tot toekenning van een scootmobiel, een brief van de longarts, een brief van de psychiater en een verwijzing naar de obesitaskliniek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op deze stukken gereageerd in een rapport van 19 januari 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat uit deze stukken geen medische gegevens blijken die niet al bekend waren. Het leidt daarom niet tot een ander oordeel. Het overgelegde rapport van het Inidcatieadviesbureau Amsterdam van 19 oktober 2022 ziet bovendien op een ander doel dan de aanvraag om een WIA-uitkering, namelijk op de mogelijkheid van verplaatsing met een scootmobiel.
10. Het uitgangspunt is dat door een gemotiveerde betwisting door eiser van wat is geconcludeerd over zijn mogelijkheden en beperkingen voor het verrichten van arbeid, twijfel kan ontstaan over de juistheid van de beoordeling door verweerder. [7] Als twijfel aan de juistheid van de beoordeling niet bij de bestuursrechter wordt weggenomen, kan daarin reden bestaan dat de bestuursrechter een (medisch) deskundige benoemt. Bij afwijzing van het verzoek om een deskundige in te schakelen moet de bestuursrechter motiveren waarom hij zich op basis van de door partijen ingebrachte medische informatie voldoende in staat acht het tussen hen bestaande geschil te beslechten.
11. De stukken die eiser heeft overgelegd doen geen twijfel ontstaan aan de beoordeling door verweerder. In een brief van de neuroloog van 7 juni 2022 is te lezen dat er een behandeling mogelijk is voor CTS, maar dat eiser dat niet wil. De psychiater schrijft op
1 juli 2022 dat de behandeling van de psychische klachten zal worden geïntensiveerd en dat gestart zal worden met een EMDR-behandeling. In een brief van de longarts van
29 september 2022 staat dat gestart zal worden met een behandeling van OSAS (slaapapneu) door middel van een CPAP apparaat (luchtpomp). De rechtbank stelt vast dat deze behandelmogelijkheden ook in de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn genoemd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering na verkorte wachttijd terecht heeft afgewezen. Er bestaat daarom ook geen aanleiding om een onafhankelijk onderzoek in te stellen.

Conclusie en gevolgen

12. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G. Elfferich, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Zie het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 september 2022.
3.Op grond van artikel 66 van de WIA.
4.CRvB 26 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2581.
5.CRvB 1 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3999.
6.CRvB 12 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1850 en 22 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3265.
7.CRvB 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.