ECLI:NL:RBAMS:2025:8595

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
25/2644
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de omvang van toegekende maatwerkvoorziening AIO op grond van de Wmo met betrekking tot procesbelang en vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 12 november 2025, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, staat de omvang van de toegekende maatwerkvoorziening voor aanvullende individuele ondersteuning (AIO) centraal. Eiser, die psychische en psychosociale problemen ervaart, is het niet eens met de toekenning van 15 uur AIO per week, terwijl hij eerder 21 uur ondersteuning ontving op basis van de Jeugdwet. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het aantal uren is verhoogd en dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 september 2024, waarin 8:15 uur AIO werd toegekend op basis van een advies van Argonaut. Het college heeft dit aantal in bezwaar verhoogd, maar de rechtbank vindt dat de motivering hiervoor ontbreekt. De rechtbank concludeert dat eiser procesbelang heeft, omdat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor toekomstige aanvragen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoed moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/2644

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de omvang van een toegekende maatwerkvoorziening voor aanvullende individuele ondersteuning (AIO) aan eiser juist heeft vastgesteld. Eiser is het niet eens met de omvang van de toegekende uren van de maatwerkvoorziening. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de omvang van de toegekende uren voor AIO.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat
.Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor AIO op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 13 september 2024 toegewezen voor 8:15 uur per week. Dit besluit is gebaseerd op het advies van Argonaut Advies ( Argonaut ) van
12 september 2024. Voor de periode van 6 mei 2024 tot en met 31 mei 2025 krijgt eiser een pgb van € 6.443,50. Dit bedrag is gebaseerd op het uurtarief voor niet-professionele ondersteuning.
2.1.
Eiser heeft op 20 oktober 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
13 september 2023.
2.2.
Met het bestreden besluit van 28 april 2025 op het bezwaar van eiser heeft het college het besluit van 13 september 2024 gedeeltelijk herzien. Het toegekende aantal uren heeft het college verhoogd naar 15 uur per week. Verder heeft het college voor twee van de drie zorgverleners een professioneel tarief vastgesteld voor de periode van 6 mei 2024 tot en met 31 mei 2025.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de vader van eiser en de gemachtigde van eiser. Het college heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond van de zaak
3. Eiser ervaart beperkingen op sociaal gebied als gevolg van psychische en psychosociale problematiek (ADHD en een autismespectrumstoornis (ASS)). Eiser ontving ambulante jeugdhulp van drie zorgverleners (waaronder zijn vader) voor 21 uur per week vanuit de Jeugdwet. Op 16 mei 2024 is eiser achttien jaar oud geworden en daardoor valt hij niet meer onder de Jeugdwet. Hij wenst de ondersteuning die hij ontving vanuit de Jeugdwet voort te zetten vanuit de Wmo. Het buurtteam heeft namens eiser op 6 mei 2024 verzocht om een Wmo-indicatie voor AIO. Op 12 september 2024 heeft Argonaut positief geadviseerd voor AIO voor 8:15 uur per week door drie zorgverleners voor het niet professionele tarief. Verder zijn er volgens Argonaut diverse voorliggende voorzieningen mogelijk die een bijdrage kunnen leveren aan de gestelde ondersteuningsbehoeften van eiser. Eiser kan een OV-coach inzetten en zich wenden tot cursussen met betrekking tot budgetteren. Daarnaast is er sprake van gebruikelijke hulp vanuit de ouders van eiser.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser wegens zijn beperkingen en belemmeringen is aangewezen op AIO. Wel is in geschil of de omvang van de toegekende maatwerkvoorziening juist is vastgesteld, hetgeen eiser betwist.
Procesbelang
5. De rechtbank ziet aanleiding om eerst stil te staan bij de vraag of eiser procesbelang heeft en zijn beroep ontvankelijk is.
5.1.
Zoals de Centrale Raad van Beroep (de Raad) eerder heeft overwogen, is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden. [1]
5.2.
Het college heeft aanvankelijk aan eiser een maatwerkvoorziening voor AIO verstrekt voor de periode van 6 mei 2024 tot en met 31 mei 2025. Deze periode is inmiddels verstreken. De aanvullende individuele begeleiding kan niet met terugwerkende kracht worden geleverd. Een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit kan echter van belang zijn voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de toekomst. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij inmiddels een nieuwe aanvraag heeft ingediend en dat hij wacht op Argonaut om onderzoek te verrichten en zijn situatie te beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat het resultaat dat eiser met het voorliggende beroep nastreeft van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Dit betekent dat eiser procesbelang heeft.
Vertrouwensbeginsel
6. Eiser voert aan dat mevrouw [naam] van het Buurtteam op 6 mei 2024 mondeling heeft toegezegd dat de 21 uur aan ondersteuning die eiser ontving vanuit de Jeugdwet ook verleend kon worden vanuit de Wmo want het college zou dit met terugwerkende kracht kunnen toekennen.
6.1.
Voor zover eiser met zijn stelling heeft bedoeld een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel, kan dit beroep niet slagen. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat eiser aannemelijk maakt dat van de kant van het college toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. [2] Dit heeft eiser met zijn enkele stelling niet aannemelijk gemaakt.
Motivering van het bestreden besluit
7. Eiser voert verder aan dat de motivering van het bestreden besluit summier is. Het is eiser niet duidelijk geworden waarom in bezwaar het aantal uren is verhoogd naar 15 uur per week. Het is onduidelijk waarop deze verhoging is gebaseerd.
7.1.
Met het bestreden besluit heeft het college aan eiser 15 uur per week voor AIO toegekend over de periode van 6 mei 2024 tot en met 31 mei 2025. Dit is in afwijking van het advies van Argonaut van 12 september 2024 die een urenomvang van 8:15 uur per week voor AIO had geadviseerd. Het college heeft in dat verband toegelicht dat eiser in bezwaar heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een heronderzoek. Daarom heeft het college met het bestreden besluit een overgang van 15 uur per week AIO toegekend aan eiser.
7.2.
De rechtbank is met eiser van oordeel dat zonder nadere motivering die ontbreekt niet duidelijk is geworden waarom het college in afwijking van het advies van Argonaut de urenomvang heeft verhoogd en alsnog AIO voor 15 uur per week heeft toegekend. De gemachtigde van het college was ook niet op de zitting aanwezig om dit nader toe te lichten. Het bestreden besluit bevat daarom een motiveringsgebrek. De rechtbank zal de gevolgen van dit gebrek verderop in deze uitspraak bespreken.
Onzorgvuldig onderzoek door Argonaut
8. Eiser voert – samengevat – aan dat het onderzoek door Argonaut op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De indicatieadviseurs zijn volgens eiser niet deskundig op het gebied van ASS. Er is verder een groot verschil in het aantal uur dat eiser ontving vanuit de Jeugdwet en de Wmo. Het is onduidelijk waarom een pgb voor 8:15 uur per week wordt geadviseerd door Argonaut in plaats van de eerder toegekende indicatie voor ambulante jeugdhulpverlening van 21 uur op basis van de Jeugdwet. Eiser heeft in dat verband ook naar voren gebracht dat zijn beperkingen met zich mee brengen dat hij slecht tegen veranderingen kan. Eiser is in het verleden al meerdere malen bij [stichting] geweest en zij konden niet waarborgen dat dezelfde persoon als OV-coach aan eiser kon worden gekoppeld.
8.1.
Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan een besluit baseren op een advies van een (medisch) adviseur, op voorwaarde dat het advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Indien het bestuursorgaan het advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet het bestuursorgaan zich er tevens van vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud inzichtelijk en concludent is. [3] Dat laatste houdt in dat de redenering duidelijk en voldoende controleerbaar moet zijn. De conclusie moet daar vervolgens op aansluiten. Als aan deze eisen is voldaan, mag het bestuursorgaan in beginsel van het advies uitgaan.
8.2.
Uit het advies van Argonaut van 12 september 2024 volgt dat eiser op meerdere leefgebieden beperkingen ervaart in zijn zelfredzaamheid en participatie. Argonaut wijkt af van de wens van eiser om een indicatie te verkrijgen voor 21 uur per week. Volgens Argonaut is 8:15 uur per week aan AIO voldoende toereikend om te werken aan de gestelde doelen van eiser. Eiser behoeft intensieve instructie, aansturing en stimulatie om de dagelijkse en wekelijkse geroutineerde taken uit te blijven voeren. Ook is er intensieve instructie nodig om de vaardigheden van eiser te vergroten op diverse leefgebieden. Daarnaast wordt vanuit het onderzoek van Argonaut gesteld dat naast de benodigde ondersteuning er diverse voorliggende mogelijkheden zijn die een bijdrage kunnen leveren aan de gestelde ondersteuningsbehoefte van eiser. Eiser kan een OV-coach inzetten en hij zou zich kunnen wenden tot cursussen met betrekking tot budgetteren. Hiervoor kan eiser terecht bij [stichting] . Daarnaast is sprake van gebruikelijke hulp van de ouders van eiser. Argonaut adviseert om de indicatie voor één jaar in te zetten vanaf de onderzoeksdatum. Na één jaar dienen eventuele ontwikkelingen in de situatie van eiser geëvalueerd te worden.
8.3.
Alhoewel de rechtbank begrijpt dat een onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van een betrokkene vanuit de Wmo tot andere uitkomsten kan leiden dan een onderzoek vanuit de Jeugdwet. Het is de rechtbank echter op geen enkele manier duidelijk geworden waarom Argonaut 8:15 uur per week aan ondersteuning indiceert terwijl eiser op grond van de Jeugdwet 21 uur per week aan ondersteuning geïndiceerd kreeg. Niet is gebleken wat de oorzaak is van dit verschil in uren en welke specifieke factoren hieraan ten grondslag liggen. Uit het advies van Argonaut volgt dat het verhaal van eiser consistent en congruent is waardoor er geen aanleiding was om nader overleg te plegen met een arts van Argonaut of om nadere informatie op te vragen. De rechtbank is echter met eiser van oordeel dat het uit het oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van Argonaut had gelegen om bij een aanzienlijke verlaging van de urenindicatie nadere (medische) informatie op te vragen bij de betrokken hulpverleners van eiser vanuit de Jeugdwet, zoals jeugdhulporganisatie Levvel. Eiser kreeg namelijk totdat hij achttien jaar werd (psychische) hulp en ondersteuning vanuit Levvel. Op zitting heeft de vader van eiser toegelicht dat Levvel nog steeds bij zijn gezin betrokken is. Het ligt dan ook voor de hand dat deze informatie kenbaar wordt meegenomen bij een onderzoek door Argonaut . Dat is niet gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat het advies van Argonaut van 12 september 2024 op onzorgvuldig wijze heeft plaatsgevonden omdat daarin de feitelijke situatie rondom de overgang van eisers ondersteuningsbehoefte vanuit de Jeugdwet naar de Wmo onvoldoende inzichtelijk is betrokken. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, heeft het college de besluitvorming hier deels op gebaseerd. Hiermee heeft het college in strijd gehandeld met de op hem rustende vergewisplicht.
Eigen kracht en gebruikelijke hulp
9. Eiser voert aan dat in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (de Verordening), geen nadere uitleg te vinden is over wat er dient te worden verstaan onder ‘eigen kracht’ en ‘gebruikelijke hulp’. De uitspraken van de Raad van 29 mei 2024 die gaan over de Jeugdwet zijn volgens eiser direct van toepassing op de Wmo. [4]
9.1.
De rechtbank kan eiser niet in zijn standpunt volgen. Ten eerste zien de door eiser aangehaalde uitspraken op de Jeugdwet en niet op de Wmo. Daarnaast heeft de Raad in de uitspraak van 17 mei 2017 in het kader van de Wmo bepaald dat de essentialia van het voorzieningenpakket in een verordening dienen te worden vastgelegd. [5] Wat onder gebruikelijke hulp wordt verstaan is vastgelegd in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo. De uitwerking van gebruikelijke hulp behoort niet tot de essentialia van het voorzieningenpakket. De rechtbank vindt daarvoor steun in de memorie van toelichting bij de Wmo [6] , waarin staat dat de gemeente in de verordening nader kan invullen wat wordt verstaan onder gebruikelijke hulp van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Het is dus geen verplichting. Sterker nog, in de memorie van toelichting staat ook dat het wenselijk wordt geacht dat gemeenten op het punt van de gebruikelijke hulp beleid ontwikkelen. Het college heeft in dit geval in aanvulling op de Wmo in artikel 1.1, onder h, van de Verordening opgenomen wat het college verstaat onder gebruikelijke hulp. In verschillende paragrafen van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam (Nadere regels) wordt nader toegelicht wat volgens het college onder gebruikelijke hulp valt. [7] De rechtbank is van oordeel dat het college daarmee voldoende heeft uitgewerkt wat onder gebruikelijke hulp valt. Wat onder eigen kracht wordt verstaan, is niet vastgelegd in de Wmo waardoor er voor het college ook geen wettelijke verplichting bestaat om dit nader uit te werken in de Verordening. Het behoort niet tot de essentialia van het voorzieningenpakket.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit meerdere gebreken bevat. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt.
10.1.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken. Het ligt voor de hand om in het kader van de nieuwe aanvraag die voor de toekomstige periode voorligt bij het college de genoemde punten uit deze uitspraak te betrekken. Verder heeft eiser op zitting stellig betwist dat hij in de bezwaarfase niet heeft willen meewerken aan een heronderzoek van Argonaut . Ook de opmerking in het verweerschrift, dat uit informatie van Argonaut volgt dat eiser niet heeft willen meewerken aan een heronderzoek, klopt volgens eiser niet. Het ligt voor de hand dat het college zich ervan vergewist wat er feitelijk is gebeurd.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 april 2025;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr.G. dos Santos 't Hoen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 23 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:230.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 4 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:559.
3.Zie de uitspraak van de Raad van 11 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1113.
4.Zie de uitspraken van de Raad van 29 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1095, ECLI:NL:CRVB:2024:1096 en ECLI:NL:CRVB:2024:1097.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 17 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1803.
6.Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 3, p. 28.
7.Zie bijvoorbeeld de paragrafen 2.3, 4.3, 4.7, 4.9 van de Nadere regels en Bijlage 4.