ECLI:NL:RBBRE:2009:BH1779
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding bij voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 22 januari 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008. De belanghebbende, die in 2007 een incidenteel dividend van € 150.000 had ontvangen uit de vennootschap waarvan hij alle aandelen bezit, had bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag voor 2008, omdat hij verwachtte dat hij over dat jaar geen inkomen uit aanmerkelijk belang zou genieten. De voorlopige aanslag voor 2008 was gebaseerd op de voorlopige aanslag voor 2007, die door de inspecteur was opgelegd zonder voldoende zorgvuldigheid te betrachten. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de marge die hij had bij het opleggen van de voorlopige aanslag had overschreden, gezien het dividendverleden van de belanghebbende en de eenmalige tariefsverlaging voor 2007. Hierdoor werd de voorlopige aanslag 2008 ten onrechte opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 402,50 werden vastgesteld. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 39. De rechtbank benadrukte dat de kosten van de bezwaarfase vergoed moeten worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet de zorgvuldigheid had betracht die van hem verwacht mocht worden, en dat de voorlopige aanslag onterecht was opgelegd. De belanghebbende had recht op proceskostenvergoeding, omdat de onjuistheid van de voorlopige aanslag niet aan hem was te wijten.