ECLI:NL:RBDHA:2020:4437
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit over duurzaam verblijfsrecht van Italiaanse vrouw in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Italiaanse vrouw tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had vastgesteld dat de vrouw in de periode van 1999 tot 2018 geen duurzaam verblijfsrecht in Nederland had verworven. De vrouw, die sinds 2017 een bijstandsuitkering ontving, stelde dat zij gedurende haar verblijf in Nederland als economisch actieve gemeenschapsonderdaan had gewerkt en recht had op duurzaam verblijfsrecht. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd van haar economische activiteit en dat zij niet voldeed aan de vereisten voor zowel economisch actieve als niet-actieve gemeenschapsonderdanen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat er geen rechtmatig verblijf was en dat de vrouw niet had aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de staatssecretaris in een later verweerschrift alsnog een belangenafweging had gemaakt. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de vrouw.