ECLI:NL:RBDHA:2021:402
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in asielaanvraag geschil met betrekking tot Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de onbevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. De eiser had op 23 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de beslissing hierop was niet tijdig genomen. De eiser stelde dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in strijd was met artikel 47 van het EU-Handvest, maar de rechtbank oordeelde dat dit betoog niet kon slagen. De rechtbank benadrukte dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit een nationaalrechtelijk rechtsmiddel betreft, waarop het EU-Handvest niet van toepassing is. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd, omdat de ingebrekestelling van de eiser dateerde van na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet, waardoor deze wet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een (fictief) besluit waartegen beroep kon worden ingesteld, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en bekendgemaakt, met de mogelijkheid voor de eiser om verzet in te stellen binnen zes weken na bekendmaking.