Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 september 2021, met producties 1 tot en met 143,
- de conclusie van antwoord van 16 februari 2022, met producties 1 tot en met 122,
- het tussenvonnis van 2 maart 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van GIB, met producties 144 tot en met 179,
- de akte overlegging producties van Zembla, met producties 123 tot en met 127,
- de akte overlegging producties van Zembla, met productie 128.
2.De feiten
Werkzaamheden GIB en productieproces granuliet
flocculantgedoseerd toegevoegd. Het gaat om een wateroplosbare anionische
polyacrylamide(Ecopure-1715). Dit flocculant concentreert de fijne fractie in het spoelwater in grotere aggregaten (flocs) waardoor ze makkelijker met een hydrocycloon uit het water verwijderd kunnen worden. De bezinking van de fijne fractie neemt enkele uren in beslag. De flocculant blijft bij toepassing in het granuliet aanwezig. De geconcentreerde fractie (het granuliet) wordt daarna door GIB met een kamerfilterpers mechanisch ontwaterd tot een steekvast product met een leemachtige consistentie.
Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.”
- Binnen het private deel van het stelsel worden zogenoemde normdocumenten, waaronder beoordelingsrichtlijnen (“BRL”), ontwikkeld. De totstandkoming van BRL’s vindt plaats in zogenoemde (Centrale) Colleges van Deskundigen (“CvD”). De BRL’s zijn bij de introductie van het Bbk opgenomen in bijlagen bij de Regeling bodemkwaliteit (“Rbk”).
- In Nederland is een aantal daartoe erkende certificerende instellingen (“CI”) die geaccrediteerd zijn voor Kwalibo-werkzaamheden. De CI toetst - ook in het private deel van het stelsel - of een bedrijfsproces en een product voldoen aan de eisen van een BRL. Als de CI, na een toelatingsonderzoek, van oordeel is dat een product voldoet aan de eisen van een BRL, dan geeft de CI een productcertificaat af op basis van deze BRL.
- Een productcertificaat is geldig voor onbepaalde tijd en geeft aan dat een product overeenkomstig het normdocument wordt geproduceerd en voldoet aan de kwaliteit die op het certificaat wordt aangegeven. Het bezit van een certificaat neemt niet weg dat de CI periodieke keuringen en audits uitvoert bij de gecertificeerde producent, om te controleren of overeenkomstig het normdocument en het kwaliteitsborgingsysteem wordt gewerkt.
- Namens de minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna ook: ‘de Minister’) geeft Bodem+ vervolgens op basis van het certificaat een erkenning af, waarbij wordt getoetst op het bestuur van het bedrijf integer is, het bedrijf niet failliet is, en of het certificaat voldoet. - Het certificaat vormt samen met de erkenning een erkende verklaring (EKV). Een EKV is een wettig bewijsmiddel dat een materiaal voldoet aan de eisen van het Bbk. Een EKV moet door het bevoegd gezag worden geaccepteerd.
- Bontrup schetst dat door twijfel over vergunbaarheid van zijn materiaal (ontstaan door discussie over toepassing in project Over de Maas), de afzetbaarheid van het product drastisch afneemt. Granuliet is al sinds 2009 gecertificeerd als gebroken industriezand en grind (BRL 9321). Ook het flocculant is uitvoerig getoetst. Er zijn sinds 2016 vragen over asbest, afval, barium, geldigheid / juistheid certificaat etc.
- RWS is bij toepassing van het materiaal betrokken in drie rollen:
Advies aan Bontrup: 1. Toon aan dat je product schoon is (…) 2. Draag in de grond vs bouwstof discussie proportionaliteit / maatschappelijke effect aan als argument (binnen zes weken zal er geen asfalt meer geleverd kunnen worden. En Bontrup levert materiaal voor 85% van de deklagen in NL).
“(..) kan ik je even bellen inzake de granuliet zaak. Die leek opgelost maar ettert helaas nog steeds door.”Op 18 oktober 2019 heeft de DG RWS een gesprek gevoerd met (de directie van) RWS ZN. Hierna, diezelfde dag, heeft RWS ZN de melding op 18 oktober 2019 alsnog toereikend geoordeeld, met de toevoeging ‘op basis van gewijzigde inzichten’. In een interne e-mail schrijft een handhaver van RWS ZN dat de eerdere afwijzing de mening in de regio weergeeft en dat de latere goedkeuring op basis van een besluit van de DG RWS is genomen.
. Volgens Biezeveld overtreedt Graniet Import Benelux/Bontrup hiermee de Wet Bodembescherming, wat de toepassing een illegale handeling maakt. Wat is uw reactie hier op?
a) lk heb niet alleen de definitie van grond uit het besluit Bodemkwaliteit geciteerd, en niet alleen het rapport van Schreurs gestuurd, maar ik heb ook het BSB-certificaat van SGS toegestuurd. GIB zou dit certificaat niet hebben gekregen als de certifícerende instantie onzeker was geweest over de kwalificatie grond, of over het regime van BRL 9321. In Nederland is het verkrijgen van een certificaat goed geregeld. Goedkeuring van de volgende loketten is nodig: Certificatie instelling (in dit geval SGS), stichting Bouwkwaliteit, college van deskundigen, Harmonisatie commissie bouw, Toetsingscommissie Bouwstoffenbesluit en Raad voor Accreditatie.
position papers’ ingediend, te weten Biezeveld, Harmsen, de Gemeente West Maas en Waal, GIB en geoloog prof. dr. J.R. Wijbrans (hierna: ‘Wijbrans’). Ook heeft Jos Vink, bodemdeskundige en werkzaam bij onderzoeksbureau Deltares (hierna: ‘Vink’) tijdens het Rondetafelgesprek het woord gevoerd.
position paperneemt GIB het standpunt in dat granuliet schone grond is. GIB verwijst ter ondersteuning op het rapport van Schreurs uit maart 2019 en op een (op de website van GIB gepubliceerd) rapport van geoloog drs. Van Tooren van 27 februari 2020 (hierna: ‘Van Tooren’), waarin wordt geconcludeerd dat granuliet niet afwijkt van de gangbare erosie- en verweringsproducten die de rivieren naar Nederland hebben gebracht en die de samenstelling van de Nederlandse ondergrond bepalen.
position paperdat granuliet, binnen de beperkingen van de wettelijke kaders, het best kan worden geclassificeerd als grond. Volgens Wijbrans is de in de Eerste Uitzending gewekte suggestie dat grond een organische component moet hebben niet juist, omdat ook de zeeklei zoals die voorkomt in de Haarlemmermeer of in Flevoland nagenoeg geen organische component bevat, maar die zeekleigebieden desalniettemin tot de rijkste landbouwgronden van Nederland behoren.
position paperconcludeert Harmsen, onder verwijzing naar het standpunt van het Implementatieteam in de memo van 20 juni 2019, dat granuliet geen grond is. Hij merkt in dat verband op dat de rapporten van Schreurs en SoilConsult onvolledig en zelfs onjuist zijn. Ook het productcertificaat klopt volgens Harmsen niet omdat dit industriezand en (gebroken) industriegrind betreft, wat volgens Harmsen iets anders is dan granuliet. Verder gaat Harmsen in op de onderzoeksrapporten van Haskoning en SoilConsult over flocculant en polyacrylamide. Hij merkt hierover in zijn
position paperhet volgende op:
position paperheeft Biezeveld voorop gesteld dat zijn stuk is gebaseerd op de door de Zembla-redactie verstrekte informatie. Biezeveld heeft zijn standpunt uiteengezet tijdens het Rondetafelgesprek. Hierin heeft Biezeveld onder meer het volgende gezegd:
dat de concentratie acrylamide ruim onder de zogenoemde NOEC-waarden ("No Observed Effect Concentration") blijft. Uit voornoemde stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat het onwaarschijnlijk is dat acrylamide negatieve effecten heeft op organismen in het water en de (water)bodem.”
gamechangerlijkt te zijn voor de opvatting van medewerkers van IenW om granuliet als bouwstof aan te merken. Verder merkt Kuijken het volgende op:
oordelen dat de stort door mag gaan. Ze baseren zich in hun uitspraak onder meer op een worst case scenario berekening van Rijkswaterstaat. Daaruit blijkt dat ook in het slechtste geval het gehalte kankerverwekkende stof dat in de plas vrij kon komen, nihil is. Maar begin deze maand ontdekken we dat
Zembla heeft aan bovengenoemde aspecten van de kwestie geen, althans onvoldoende, aandacht gegeven. Gelet op deze aspecten had Zembla bovendien de (door de geïnterviewden geuite) beschuldiging van strafbaar handelen van nadere context en duiding moeten voorzien. Een en ander heeft geleid tot eenzijdige, onevenwichtige en tendentieuze berichtgeving, waarbij de door klagers verstrekte informatie op onvoldoende adequate wijze is verwerkt. Zembla heeft daarmee journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het juridische kader
the ethics of journalism’. Hoe ver die voorafgaande onderzoeksplicht gaat, hangt onder meer af van de aard van de uitlating en de te verwachten gevolgen voor degene op wie deze uitlatingen betrekking hebben. Naarmate een feitelijke beschuldiging ernstiger van aard is, mogen meer eisen worden gesteld aan de feitelijke basis waarop die beschuldiging steunt. Daarbij kan ook een rol spelen welke mate van vertrouwen de pers mag toekennen aan de bron(nen) op wie zij zich in verband met de beschuldiging baseert. Verder moet de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM goed in het oog worden gehouden. [5]
bewust in strijd met de regels granuliet zelf als grond zou kwalificerenen
willens en wetens een vals productcertificaat zou gebruiken(pleitnota mrs. Van Kaam en Mulder, 1). Onmiskenbaar wordt hiermee ook op de uitlatingen van Biezeveld gedoeld.
nieuweovertuigende argumenten zijn aangedragen om het toepassen van granuliet als grond niet te accepteren.
aan het adres van GIB / Bontrupdat GIB / Bontrup
opzettelijk valsheid in geschriftezou plegen door granuliet als grond aan te merken en zich schuldig zou maken aan het
opzettelijk storten van afvalstoffen in een plas, hoewel GIB (1) al jarenlang over een rechtsgeldig productcertificaat beschikt, (2) GIB vanaf 2008 granuliet al met toestemming van het bevoegd gezag als grond toepaste en (3) het ministerie, naar aanleiding van een binnen RWS ontstane discussie, als bevoegd gezag het formele standpunt heeft ingenomen dat granuliet nog steeds als grond kan worden toegepast en dat het productcertificaat voorlopig kan worden gebruikt.
position papervoorop gesteld dat hij zich bij zijn standpuntbepaling heeft gebaseerd op de van Zembla ontvangen informatie. De door Biezeveld gedane uitlatingen volgden ook op door Zembla aan hem gestelde vragen. Biezeveld heeft hierover in de door GIB tegen hem aangespannen eerdere rechtszaak het hierna volgende gezegd (en de juistheid daarvan is door Zembla niet betwist):
nieuwe(milieurechtelijke) argumenten om tot een andere kwalificatie over te gaan. Dat laatste komt in de uitzending niet terug, evenals andere door GIB en het ministerie aangedragen feiten en omstandigheden over de historie van granuliet en de definitie van grond in het Bbk (zie ook hiervoor, de overwegingen 4.33 en 4.34). Verder kan de rechtbank GIB op zichzelf volgen in de klacht dat het fragment waarin Harmsen stelt dat granuliet geen grond is omdat ‘er nauwelijks organisch materiaal in zit’ en ‘hij het niet in zijn tuin zou willen hebben’ een wat misleidend of in elk geval eenzijdig beeld neerzet, omdat RWS en GIB vooraf Zembla al hadden geïnformeerd dat op basis van de definitie van grond in het Bbk ook materiaal met een laag organisch stofgehalte als grond kan worden gekwalificeerd. In zoverre heeft Zembla dan ook niet een voldoende evenwichtig en zorgvuldig beeld neergezet. De rechtbank wil verder met GIB aannemen dat de hiervoor besproken uitlatingen, in samenhang met de inhoud van de eerste uitzending, een negatief beeld doen ontstaan van het bedrijf GIB, ook als de beschuldigingen van strafbaar handelen door Biezeveld helemaal uit de uitzending worden ‘weggedacht’. Maar anders dan voor die laatste beschuldigingen geldt, gaat het bij de hier door de rechtbank beoordeelde uitlatingen te ver om daaraan de conclusie te verbinden dat Zembla onrechtmatig jegens GIB heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Naast de hiervoor al besproken argumenten is daarvoor het volgende van belang.
last but not leastvoldoende concreet gesteld dat Zembla onrechtmatig jegens GIB heeft gehandeld door meerdere malen de ernstige beschuldiging te uiten dat ‘granuliet schadelijk zou zijn voor mens en milieu’. Zembla heeft aangevoerd dat dit nergens zo door Zembla is gezegd, maar uit de tekst van de vordering (‘of soortgelijke beschuldigingen’) en de toelichting daarop in het lichaam van de dagvaarding blijkt voldoende duidelijk dat GIB hiermee doelt op uitlatingen dat granuliet giftig en/of kankerverwekkend zou zijn. In de randnummers 406, 415 en 416 van de dagvaarding heeft GIB terugverwezen naar concrete uitlatingen van Zembla van deze strekking, die elders in de dagvaarding zijn besproken (randnummers 183, 245, 248, 249, 250, 277, 289, 290, 292, 293, 305, 308, 316, 318, 328, zie ook pleitnota mrs. Van Kaam en Mulder, 42 en 43). De rechtbank zal deze uitlatingen van Zembla hierna beoordelen.
afbreekt, een risico bestaat op het ontstaan van een kankerverwekkende stof. Dit risico kan volgens Vink niet worden uitgesloten. Zembla stelt dus niet dat flocculant zelf kankerverwekkend is. GIB heeft niet bestreden dat feitelijk juist is weergegeven wat Vink heeft gezegd. Ook staat als onweersproken vast dat wat Vink zelf stelt, feitelijk juist is. Niet in geschil is immers dat bij afbraak van flocculant in theorie acrylamide kan vrijkomen, wat als kankerverwekkend wordt beschouwd. Zembla heeft deze stelling van Vink naar het oordeel van de rechtbank dan ook op deze wijze mogen publiceren. Dat GIB eerder rapporten heeft toegezonden van Haskoning en SoilConsult (waarin onder andere is vastgesteld dat bij een vers en vier jaar oud ontwaterd granuliet-monster geen acrylamide boven de detectiegrens is vastgesteld), maakt dat niet anders. Dit ook omdat Harmsen (die in de publicatie eveneens wordt aangehaald) tijdens het Rondetafelgesprek de conclusies in die rapporten heeft genuanceerd, onder meer door erop te wijzen dat met het storten van 500.000 ton granuliet 50.000 kilogram milieuvreemde stof (polyacrylamide) in de plas terecht komt en er onzekerheid is over hoe dit zich op lange termijn gaat gedragen. Zembla mocht deze standpunten van de deskundigen op deze wijze naar voren brengen. Zij heeft hiermee niet onrechtmatig gehandeld jegens GIB.
worst casescenario en dus niet de (toenmalige) feitelijke situatie.
“je weet niet wat het in de toekomst brengt. Het kan meevallen, maar het is onbekend. En dat moet je zeker niet doen in een ongecontroleerd systeem als zo’n plas.”
‘Daarvan is niet duidelijk wat gevolgen zijn. (..) Bij twijfel niet doen. (..) Dat risico moet je dan toch niet nemen’. Gelet op het grote maatschappelijke belang van het onderliggende milieuonderwerp, staat het Zembla en Bosma vrij om deze invalshoek te kiezen. Echter, dit ontslaat Zembla niet van haar verantwoordelijkheid om in haar verslaggeving voldoende zorgvuldig en accuraat te zijn.
mogelijkkankerverwekkende stoffen uit kunnen komen.’ Dat er mogelijk een kankerverwekkende stof (acrylamide) uit polyacrylamide kan ontstaan, is feitelijk juist. Daarnaast heeft Zembla voldoende onderbouwd dat het risico op het ontstaan van acrylamide volgens verschillende deskundigen op de langere termijn niet helemaal kan worden uitgesloten. Aan GIB kan worden toegegeven dat minder zorgvuldig is dat Zembla hierbij flocculant giftig heeft genoemd en niet, om een volledig beeld van de risico’s op het ontstaan van kankerverwekkende stoffen te schetsen, ook heeft vermeld dat verschillende onderzoeken tot dan toe geen acrylamide boven de detectiegrens hebben aangetoond en dat de risico’s voor mens en milieu tot dusver niet aannemelijk worden geacht. Dit een en ander is naar het oordeel van de rechtbank, ook gelet op de door Bosma gekozen woorden (‘mogelijk (..) uit kunnen komen’) en de context waarin de uitlating is gedaan, onvoldoende om te oordelen dat Zembla in dit geval de grenzen van haar uitingsvrijheid op jegens GIB ontoelaatbare wijze heeft overschreden.
kunnenvrijkomen. Ook gelet op de gehele context en op de vele overige besproken onderwerpen in de tweede radio-uitzending is de rechtbank alles afwegende van oordeel dat Bosma hiermee nog net niet de grenzen van het toelaatbare jegens GIB heeft overschreden.
5.De beslissingen
mr. A. Vogelaar, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022. [11]