ECLI:NL:RBDHA:2023:11386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van een Egyptische nationaliteit op basis van eerdere afwijzingen en geloofwaardigheid van nieuwe feiten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 juli 2023, is de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, een Egyptische nationaliteit, had eerder op 9 januari 2019 een asielaanvraag ingediend die op 9 juni 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft de opvolgende aanvraag beoordeeld, waarbij eiser nieuwe feiten en omstandigheden aanvoerde die zijn asielrelaas zouden onderbouwen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, stellende dat de nieuwe elementen niet geloofwaardig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag in twee stappen heeft beoordeeld. In de eerste stap werd gekeken naar de ontvankelijkheid van de aanvraag en of er nieuwe elementen waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de opvolgende aanvraag aan de ontvankelijkheidsvereisten voldeed, maar dat de nieuwe elementen niet voldoende waren om de geloofwaardigheid van het asielrelaas te onderbouwen.
Eiser heeft onder andere verklaard dat hij in Egypte is mishandeld na deelname aan een demonstratie en dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser en de overgelegde documenten, zoals verklaringen van vrienden en medische documenten, op juiste wijze heeft gewogen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de nieuwe feiten en omstandigheden niet de kans aanzienlijk groter maken dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.