In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische eiser. De eiser had op 19 september 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel werd op 21 december 2022 omgezet naar een andere grondslag, maar de eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 10 januari 2023 gesloten.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en verwijst naar eerdere uitspraken. De eiser stelt dat de verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld bij de omzetting van de maatregel, omdat hij al op 17 december 2022 had aangegeven asiel te willen aanvragen. De rechtbank concludeert echter dat de maatregel tijdig is omgezet op 21 december 2022, binnen de vereiste termijn van 48 uur na de aanvraag van de eiser op 19 december 2022. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de eiser eerder asiel heeft aangevraagd dan op die datum.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.