Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 2],V-nummer: [v-nummer 2] eiser 2,
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een groep eisers die een mvv-aanvraag hadden ingediend. De eisers, bestaande uit ouders en broers en zussen van de referent, zijn van Syrische afkomst en hebben verzocht om verblijf in Nederland op basis van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat er geen sprake was van een familie- of gezinsleven in de zin van het EVRM, en dat de referent niet onder het jongvolwassenenbeleid viel omdat hij financieel zelfstandig was en al lange tijd niet meer bij zijn ouders woonde.
De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2023 behandeld, waarbij de eisers niet verschenen, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen de eisers en de referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent sinds 2014 zelfstandig woont en dat er geen bewijs is dat hij afhankelijk is van zijn ouders. De rechtbank heeft ook de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris alle relevante belangen heeft afgewogen, inclusief de economische belangen van de staat.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de aanvragen van de eisers niet konden worden ingewilligd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.