In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023, betreft het beroep van eiser de ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning voor het doel 'arbeid als zelfstandige' afgewezen op 7 februari 2023. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 17 maart 2023 door de staatssecretaris kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen bezwaargronden had ingediend.
De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De beoordeling richtte zich op de vraag of de staatssecretaris het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser had geen bezwaargronden ingediend en de staatssecretaris had hem de gelegenheid moeten bieden om deze alsnog in te dienen. Eiser betoogde dat hij nooit een herstelverzuimbrief had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk had gemaakt dat deze brief op 21 februari 2023 was verzonden.
De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris de herstelverzuimbrief correct had geadresseerd en dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij de brief niet had ontvangen. Eiser slaagde hierin niet, aangezien hij enkel ontkende de brief te hebben ontvangen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de proceskosten niet vergoed hoeven te worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.