ECLI:NL:RBDHA:2023:9068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL22.24078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging op basis van artikel 8 EVRM, met nadruk op emotionele en financiële afhankelijkheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 juni 2023, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging beoordeeld. Eiseres, de moeder van referent, heeft een aanvraag ingediend om bij haar zoon in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat er geen sprake was van 'more than the normal emotional ties' (mttnet) tussen eiseres en referent. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd is, vooral met betrekking tot de medische en emotionele afhankelijkheid van eiseres en referent. De rechtbank wijst op de noodzaak van een belangenafweging, waarbij de omstandigheden van de betrokkenen, zoals de gezondheidstoestand en de financiële situatie, in overweging moeten worden genomen. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat er geen sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven en vernietigt het besluit van de Staatssecretaris. De rechtbank draagt de Staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,

V-nummer: [nummer] , eiseres,
(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

1. Ten behoeve van eiseres heeft haar zoon, [referent] (referent), op 19 mei 2019 een aanvraag ingediend voor afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen in de kennisgeving (het eerste besluit) van 19 juni 2020. Eiseres heeft daar bezwaar tegen ingesteld en verweerder heeft dat bezwaar kennelijk ongegrond verklaard bij besluit van 28 oktober 2020.
2. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld, dat op 10 juni 2021 ongegrond is verklaard door deze rechtbank [1] . Vervolgens heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) op 13 juli 2022 heeft het hoger beroep gegrond verklaard [2] en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
3. Met het bestreden nieuwe besluit van 8 november 2022 heeft verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard (het bestreden besluit). In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen dit besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de zoon en schoondochter van eisers, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Inleiding

Om wie gaat het?
5. Eiseres is de moeder van [referent] . Beiden zijn afkomstig uit Syrië. Eiseres beoogt verblijf bij haar meerderjarige zoon, die is geboren in 1988. De zoon van eiseres wordt in deze procedure aangeduid als referent. Referent heeft op 27 februari 2016 een asielvergunning voor bepaalde tijd verkregen.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
6. Eiseres heeft de aanvraag gebaseerd op artikel 8 van het EVRM [3] . Verweerder heeft de aanvraag op 19 juni 2020 afgewezen, omdat eiseres volgens hem geen beschermenswaardig familieleven heeft met haar zoon, omdat geen sprake is van ‘more than the normal emotional ties’ (mttnet). Verweerder heeft daarom de belangenafweging achterwege gelaten. Verder heeft verweerder afgezien van het horen in bezwaar en bezwaar bij besluit van 28 oktober 2020 ongegrond verklaard. Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard in de uitspraak van 10 juni 2021 [4] .
7. Het hoger beroep tegen die uitspraak is op 13 juli 2022 gegrond verklaard door de Afdeling, waarbij het besluit van 28 oktober 2020 is vernietigd en verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen.
In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat verweerder bij een beroep op artikel 8 van het EVRM niet langer mag volstaan met de vaststelling of al dan niet beschermenswaardig familieleven bestaat, maar dat hij altijd een belangenafweging moet verrichten, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken. Verder heeft de Afdeling ten aanzien van de specifieke zaak van eiseres geoordeeld dat verweerder wel had moeten horen in bezwaar. In een gehoor had meer duidelijkheid kunnen worden verschaft over de samenwoning met referent en de financiële afhankelijkheid van eiseres. Verder heeft de Afdeling vastgesteld dat niet is betwist dat zowel referent als eiseres medische zorg nodig hebben. De Afdeling heeft overwogen dat hoewel uit de door de eiseres en referent overgelegde medische verklaringen niet aanstonds volgt dat zij door hun wederzijdse medische klachten zodanig afhankelijk van elkaar zijn dat mede op grond hiervan 'more than the normal emotional ties' tussen hen bestaan, dit verweerder niet ontslaat van de verplichting om door het horen van referent meer actief informatie te verzamelen over de gestelde wederzijdse afhankelijkheid tussen referent en eiseres. Volgens de Afdeling kan zonder nadere informatie niet worden bepaald welk gewicht aan de gestelde afhankelijkheid moet worden toegekend bij de vaststelling of tussen referent en eiseres 'more than the normal emotional ties' bestaan dan wel hoeveel gewicht hieraan moet worden toegekend bij de belangenafweging.
8. Verweerder heeft referent en zijn echtgenoot op 11 oktober 2022 alsnog gehoord. Verweerder is in het bestreden besluit van 8 november 2022 bij de afwijzing gebleven. Volgens verweerder is geen sprake van ‘mttnet’. Verweerder gaat er daarbij vanuit dat eiseres en referent hebben samengewoond. De financiële afhankelijkheid vindt verweerder niet aangetoond. Hoewel verweerder er ook van uitgaat dat eiseres en referent medische problemen hebben, vindt verweerder dat niet is gebleken dat referent zich niet staande kan houden zonder zijn moeder en andersom. Verder begrijpt verweerder dat eiseres zich vanwege de slechte veiligheidssituatie in een moeilijke situatie bevindt, maar dat dit niet betekent dat sprake is van ‘mttnet’. Volgens verweerder heeft eiseres sterke banden met Syrië.
Verweerder heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt en stelt dat deze in het nadeel van eiseres uitvalt. Daarbij heeft verweerder betrokken dat het gaat om een eerste toelating, zodat sprake moet zijn van zeer bijzondere omstandigheden en daarvan is geen sprake. In het voordeel van eiseres weegt verweerder mee dat er geen openbare orde problemen zijn en dat sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. Verweerder weegt in het nadeel van eiseres mee dat zij geen banden met Nederland heeft en wel sterke banden met Syrië, waar zij al haar hele leven woont. Aan het economische belang van Nederland hecht verweerder zwaar gewicht en in het nadeel van eiseres wordt meegewogen dat referent en zijn echtgenote geen zelfstandig inkomen hebben. Verder heeft verweerder de aard en intensiteit van het gezinsleven tussen eiseres en referent betrokken, evenals de medische problematiek van eiseres en referent. Deze omstandigheden leiden er niet toe dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres uitslaat.
9. Verweerder heeft – in reactie op de beroepsgronden – een verweerschrift ingediend op 15 februari 2023. In aanvulling op het bestreden besluit merkt verweerder voor wat betreft de ‘mttnet’ het volgende op. Verweerder stelt dat de Afdeling in de uitspraak van 13 juli 2022 heeft overwogen dat uit de destijds overgelegde medische verklaringen niet volgt dat de wederzijdse medische klachten van referent en eiseres zodanig samenhangen dat op grond daarvan moet worden aangenomen dat sprake is van ‘mttnet’. Uit de informatie die nadien is overgelegd volgt dit ook niet en referent heeft dit ook niet gemotiveerd betwist. Verweerder stelt ook dat een eventuele verslechtering van de situatie na het vertrek van eiser niet zonder meer kan leiden tot ‘mttnet’, waarbij verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2021 [5] . Verweerder wijst ook nog op het tijdsverloop sinds de aanvraag en de omstandigheid dat eiseres zich feitelijk zelfstandig heeft kunnen handhaven, al dan niet met hulp uit haar omgeving. Dit is volgens verweerder terecht meegewogen.
Verder handhaaft verweerder zijn standpunt ten aanzien van de belangenafweging en verwijst naar het bestreden besluit. Dat referent en zijn echtgenote hebben aangevoerd gemotiveerd te zijn om te gaan werken doet niet af aan het eerdere standpunt van verweerder ten aanzien van het ontbreken van zelfstandig inkomen.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank beoordeelt de handhaving in bezwaar van de afwijzing van de aanvraag om een mvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, die hieronder zullen worden besproken.
11. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, legt zij hieronder uit.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (mttnet)
12. In geding is of sprake is van gezinsleven dat wordt beschermd door artikel 8 van het EVRM. Verweerder stelt dat dit niet het geval is en eiseres heeft dit gemotiveerd betwist.
13. Voor de vaststelling van beschermenswaardig familie- of gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, tussen ouders en hun niet-jongvolwassen meerderjarige kinderen is vereist dat 'additional elements of dependence' - oftewel 'more than the normal emotional ties' - bestaan. [6] Het al dan niet bestaan van dergelijk familie- of gezinsleven is in essentie een kwestie van feitelijke aard en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. [7] Elementen zoals financiële of materiële afhankelijkheid en de gezondheid van een van de betrokkenen kunnen daarbij van belang zijn. [8] Bij de vraag of voormelde 'ties' bestaan, mag onder meer gewicht worden toegekend aan de vraag of ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg kunnen geven. [9]
14. De rechtbank begrijpt dat eiseres stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haarzelf en referent. Eiseres heeft gewezen op de medische problematiek van haarzelf en referent en op de emotionele en financiële afhankelijkheid.
15. De rechtbank is het met eiseres eens dat sprake is van een motiveringsgebrek en zij overweegt daartoe het volgende. De rechtbank gaat daarbij in op wat eiseres in dit verband heeft gesteld.
Gezondheid en zorgafhankelijkheid
16. Ten eerste overweegt de rechtbank dat verweerder in het verweerschrift ten onrechte stelt dat de Afdeling in de uitspraak van 13 juli 2022 heeft overwogen dat uit de destijds overgelegde medische verklaringen niet volgt dat de wederzijdse klachten van eiseres en referent zodanig samenhangen dat op grond daarvan ‘mttnet’ moet worden aangenomen. In de betreffende passage (r.o. 12.5) staat namelijk :
“Hoewel uit de door de vreemdeling en referent overgelegde medische verklaringen niet aanstonds volgt dat zij door hun wederzijdse medische klachten zodanig afhankelijk van elkaar zijn dat mede op grond hiervan 'more than the normal emotional ties' tussen hen bestaan ontslaat dit de staatssecretaris niet van de verplichting om door het horen van referent meer actief informatie te verzamelen over de gestelde wederzijdse afhankelijkheid tussen referent en de vreemdeling.”Verweerder baseert zijn standpunt dus op een onjuiste lezing van de uitspraak.
17. Hoewel verweerder ervan uitgaat dat eiseres en referent medische problemen hebben, vindt verweerder dat niet is gebleken dat referent zich niet staande kan houden zonder zijn moeder en andersom. Uit de stukken blijkt volgens verweerder niet welke zorg eiseres precies nodig heeft en dat alleen referent eiseres de zorg kan verlenen. Verder blijkt dat eiseres wel toegang heeft tot medische zorg en dat een buurman hulp biedt.
18. Eiseres betwist dit en stelt dat zij zich niet zelfstandig kan handhaven en afhankelijk is van referent en zijn echtgenote. Zij verwijst daarbij naar de medische informatie die zij heeft overgelegd gedurende de procedure.
In de brief van R. Al Doumani van 5 juni 2018 wordt gewezen op de depressie, slapeloosheid, stress, psychische pijn en lusteloosheid waaraan eiseres lijdt. Ze krijgt electro-shock behandeling en gebruikt medicatie. In die verklaring staat dat eiseres dagelijkse zorg nodig heeft en dat alleen haar kinderen haar lijden kunnen verlichten.
In de brief van de arts H. Saloum van 19 maart 2021 staat dat eiseres hem bezocht in de periode juni 2013 tot april 2015 met de klachten chronische depressie, emotionele stoornissen, evenwichtsstoornissen en cerebrale ischemie.
In de verklaring van arts M. Qasim Al Shuqairi van 10 juli 2021 staat dat bij eiseres lijdt aan een ernstige depressieve stoornis, die sterk is toegenomen. Deze stoornis gaat gepaard met concentratieverlies, ernstige vergeetachtigheid, verdriet, huilbuiten en een gebrek aan interesse, waarbij eiseres zichzelf terugtrekt en weinig aandacht aan zichzelf schenkt. Zij lijdt aan een gebrek aan eetlust, verstoord slaappatroon en gedragsstoornissen. Zo zwerft zij soms over straat en vergeet de namen van de kinderen. Soms verkeert zij in verwarde toestand en denkt aan zelfmoord. Zij heeft al eens zelfmoordpogingen ondernomen. Haar toestand is verergerd na het overlijden van haar echtgenoot, waarna zij alleen achter is gebleven. Zij krijgt medicatie voorgeschreven, maar reageert niet op behandelingen en de medicatie leidt niet tot genezing. De arts raadt eiseres aan om zich aan te sluiten bij haar kinderen, aangezien deze haar enige psychologische stut en steun vormen. Zo heeft zij met name iemand nodig die haar in haar dagelijks leven helpt en die haar haar medicatie op de daarvoor vastgestelde tijdstippen verstrekt. Er bestaat namelijk de
angst dat haar toestand nog verder zal verergeren en dat zij wederom haar toevlucht zal nemen tot een zelfmoordpoging, dit vanwege de ernstige depressieve stoornis en haar gevoelens van onvermogen en wanhoop.
Na de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 heeft eiseres een verklaring overgelegd van psychiater H. Sharif Ali van 8 oktober 2022. Deze heeft verklaard dat eiseres geen controle heeft over haar onderste ledematen, eiseres kan niet staan. Ook verklaart deze psychiater dat eiseres niet voor zichzelf kan zorgen of in eigen behoeftes kan voorzien. Eiseres lijdt aan depressie en suïcidale gedachten en heeft zicht- en gehoorproblemen. Zij dient door neurochirurgen, psychologen, oogartsen en KNO-artsen te worden behandeld. Verder constateert deze arts dat eiseres iemand nodig heeft die permanent bij haar verblijft en op de behandeling kan toezien, en dat kunnen alleen haar kinderen.
19. Tijdens de hoorzitting van 11 oktober 2022 heeft referent er op gewezen dat eiseres ook aan Parkinson lijdt. De afgelopen periode is eiseres gehandicapt geworden. Eiseres loopt verward op straat. Eiseres verwacht dat de depressie en suïcidale gedachten verminderen als zij in de directe omgeving verkeert van haar familieleden.
20. De rechtbank overweegt als volgt voor wat betreft de medische situatie en zorgafhankelijkheid van eiseres.
De rechtbank vindt allereerst het volgende van belang. Eiseres heeft haar standpunt met betrekking tot haar medische problematiek en afhankelijkheid onderbouwd met verschillende medische verklaringen. Verweerder heeft deze verklaringen niet voorgelegd aan een eigen arts, in het bestreden besluit de feitelijke juistheid van deze verklaringen niet betwist en op zitting desgevraagd bevestigd dat de feitelijke juistheid van deze verklaringen niet wordt betwist.
21. Verder overweegt de rechtbank dat hoewel uit de verklaringen niet blijkt welke zorg eiseres precies nodig heeft of ontvangt (behalve medicatie), uit de verklaringen wel is af te leiden dat eiseres wordt geconfronteerd met aanmerkelijke fysieke beperkingen en bekend is met ernstige psychische problematiek. Ook staat in de verklaringen dat eiseres medische zorg behoeft, waarbij de arts Sharif Ali in de medische verklaring van 8 oktober 2022 ook specifieert welke specialisten zij dient te raadplegen en heeft gesteld dat zij iemand nodig heeft die permanent bij haar verblijft. Verweerder heeft er in het besluit bovendien geen blijk van gegeven of en hoe deze medische informatie is betrokken bij zijn beoordeling. Het bestreden besluit vermeldt enkel de aanwezigheid van de verklaring van 8 oktober 2022. Verweerder heeft de inhoud van deze verklaring dus niet gemotiveerd weersproken, bijvoorbeeld door het overleggen van een duiding van de medische informatie door een eigen arts. De rechtbank gaat er daarom – in tegenstelling tot verweerder – vanuit dat eiseres vanwege haar beperkingen zorgafhankelijk is. Op dit punt is het besluit onvoldoende gemotiveerd.
22. Verweerder heeft ook gesteld dat er kennelijk medische zorg aanwezig is in Syrië en dat eiseres bovendien hulp ontvangt van een buurman. Verweerder stelt verder dat eiseres kennelijk feitelijk wel in staat is geweest om voor zichzelf te zorgen. Tijdens de zitting heeft verweerder nog gesteld dat dit ook blijkt uit de omstandigheid dat eiseres nog in leven is.
23. Eiseres heeft dit betwist en gesteld dat er geen mantelzorg in Syrië aanwezig is en dat de sporadische hulp van de buurman onvoldoende is. Zij heeft ook gesteld dat zij vanwege haar beperkingen niet naar de artsen toe kan.
24. Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van verweerder onvoldoende gemotiveerd en heeft verweerder zich onvoldoende rekenschap gegeven van de inhoud van de medische verklaringen, van de verklaringen van referent h over de feitelijke situatie van eiseres en van desituatie in Syrië. Het is niet in geding dat eiseres als enig familielid is achtergebleven in Syrië. Referent heeft verklaard dat zij bijstand krijgt van een buurman die haar om de twee of drie dagen van eten voorziet. Deze hulp is beperkt en heeft geen betrekking op de inname van medicatie of passende (minimale) zorg voor de ernstige fysieke en psychische problematiek, terwijl een arts heeft verklaard dat zij meer zorg nodig heeft. Referent heeft ook verklaard dat eiseres niet zelf naar artsen toe kan en daarvoor afhankelijk is van derden. Bij wijze van uitzondering is de arts Sharif Ali naar eiseres gekomen – en zo is die verklaring van 8 oktober 2022 tot stand gekomen. De rechtbank overweegt dat de zorg door de buurman niet kan worden aangemerkt als een reëel alternatief voor de noodzakelijke zorg [10] . Die geleverde zorg sluit niet aan bij de zorgbehoefte van eiseres zoals die uit de verklaringen van de artsen blijkt, nu dit slechts éénmaal in de paar dagen is en bestaat uit het brengen van eten. Verweerder heeft op zitting verder erkend dat in Syrië geen systeem van zorg bestaat voor mensen zonder familie. Daarmee ontbreekt voor eiseres een alternatief voor een goed functionerend zorgsysteem of substantiële familiare mantelzorg, en is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt kan stellen dat eiseres nog verdergaand zou moeten aantonen dat zorg alleen door haar kinderen kan worden verleend. Passende algemene dagelijkse zorg zal onder deze bijzondere omstandigheden immers niet snel door anderen dan nauwe verwanten kunnen worden verricht. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerders stelling tijdens de zitting dat uit de omstandigheid dat eiseres nog leeft blijkt dat zij zich feitelijk kan redden en daarom niet dusdanig afhankelijk is van referent, volstrekt onvoldoende is ter motivering van zijn standpunt. Als dit de maatstaf zou zijn voor het aannemelijk maken van de afhankelijkheid, brengt dit vreemdelingen in soortgelijke situaties in een onmogelijke bewijspositie.
25. Eiseres heeft ook gesteld dat referent zich zonder haar aanwezigheid niet kan handhaven en van haar afhankelijk is. Zij verwijst daarbij naar de verklaringen van de psychiater van referent. Zijn psychiater S. Kareem verklaart op 11 april 2019 dat referent depressief is, nadat hij in 2016 psychotisch was gedecompenseerd en daarvoor was opgenomen. In augustus 2021 verklaart hij dat referent in zijn herstelproces wordt belemmerd en geblokkeerd blijft. Op 10 oktober 2022 stelt de zelfde psychiater vast dat referent een bipolaire stoornis heeft. De afwezigheid van zijn moeder zorgt voor schuldgevoelens. Deze afwezigheid beheerst zijn dagelijkse leven, er is sprake van dwangpiekeren en dwanggedachten. Verder stelt deze arts over referent dat zijn omgang met de afwezigheid van zijn moeder buiten de normale hechting met een moeder is. Er is sprake van een pathologische hechting mogelijk door zijn beschermde opvoeding en de psychische stoornis van zijn moeder
[sic].
26. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat verweerder onvoldoende waarde heeft toegekend aan de verklaringen van S. Kareem over de gezondheidstoestand van referent, in onderlinge samenhang bezien met (?) en gelet op de laatste verklaring van 10 oktober 2022.
In deze verklaring stelt deze psychiater dat sprake is van een pathologische hechting. Uit de besluitvorming blijkt niet dat verweerder dit bij zijn oordeel heeft betrokken, zodat het besluit daarom al een gebrek vertoont. Verweerder heeft tijdens de zitting gesteld dat de verklaring zo moet worden gelezen dat de arts stelt dat sprake is van een mogelijke pathologische hechting. Dat volgt de rechtbank niet. Het woord “mogelijk” in de verklaring houdt evident verband met de gesuggereerde oorzaak van deze pathologische hechting en niet met het bestaan daarvan op zich.
Verweerder heeft verder in het bestreden besluit overwogen dat voor zover in de verklaring van 10 oktober 2022 staat dat referent stelt dat hij niets aan de behandeling heeft zolang eiseres niet naast hem is en dat referent zichzelf ziet als een klein kind, aan die stelling niet de gewenste waarde wordt gehecht, omdat dit is gebaseerd op de eigen ervaring van referent.
De rechtbank begrijpt dat verweerder hiermee bedoelt te motiveren dat onvoldoende duidelijk is geworden waarom de aanwezigheid van eiseres voor referent van belang is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee uitgaat van een te beperkte lezing van de medische verklaring en daaraan onvoldoende waarde heeft toegekend. In de verklaring, die is opgesteld door een medisch specialist, is toegelicht welke gevolgen de afwezigheid van eiseres heeft voor referent en dit betreft niet enkel de eigen observaties van referent, maar ook de constatering dat de zorgen om zijn moeder het herstelproces van referent belemmert en blokkeert. Ook in zoverre is het bestreden besluit gebrekkig.
27. Voor zover verweerder zich met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2021 [11] op het standpunt stelt dat de psychische klachten van zowel eiseres als referent die zijn ontstaan of verergerd na vertrek van referent niet zonder meer kunnen leiden tot een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, volgt de rechtbank dit standpunt niet. Ten eerste leest de rechtbank in deze uitspraak niet terug dat de Afdeling dat zou hebben overwogen en het hoger beroep van verweerder is ook om andere redenen gegrond verklaard. Bovendien is in dit geval geen sprake van geheel nieuwe klachten en is de verslechtering van de situatie van eiseres ook het gevolg van tijdsverloop waaraan verweerder debet is, waarbij de rechtbank verwijst naar het procesverloop.
28. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn standpunt dat de gezondheidstoestand van zowel eiseres als referent niet maakt dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid die verder gaat dan de gebruikelijke afhankelijkheid onvoldoende heeft gemotiveerd.
Emotionele afhankelijkheid
29. Eiseres heeft gesteld dat – in tegenstelling tot wat verweerder stelt – wel degelijk sprake is van verdergaande emotionele afhankelijk tussen haarzelf en referent.
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen over de gezondheidstoestand en de inhoud van de verklaringen van de artsen over die gezondheidstoestand van eiseres en referent, is ook verweerders standpunt onvoldoende gemotiveerd dat niet is gebleken van dusdanige emotionele afhankelijkheid dat sprake is van ‘mttnet’ tussen eiseres en referent.
Financiële afhankelijkheid
30. Verweerder stelt zich op het standpunt dat referent met de overgelegde stukken onvoldoende heeft onderbouwd dat daadwerkelijk financiële steun wordt verleend. Bovendien zou deze steun als gangbaar moet worden aangemerkt, indien wel was aangetoond dat referent eiseres financiële steun biedt. Op zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat door verweerder op de hoorzitting niet aan de orde is gesteld op welke alternatieve wijzen eiseres kan onderbouwen dat daadwerkelijk financiële steun is geboden. Verweerder vindt dat dit op de weg van de gemachtigde van eiseres had gelegen. Verweerder is verder van mening dat financiële steun op afstand kan worden verleend.
31. Eiseres betwist het standpunt van verweerder dat niet zou zijn aangetoond dat referent financiële ondersteuning biedt aan eiseres. Dat hiervan sprake is kan zij echter niet met bankafschriften aantonen, omdat referent geen geld overmaakt naar eiseres. Een vriend neemt dit geld mee, als hij naar Syrië reist. Zij heeft een paspoort, identiteitsbewijs en verklaring van deze vriend overgelegd. Eiseres ziet niet in waarom verweerder geen navraag heeft gedaan bij de kennis die geld meeneemt naar Syrië. Op de hoorzitting van 11 oktober 2022 heeft verweerder na de verklaringen van referent hieromtrent ook niet gevraagd om aanvullende stukken, terwijl de Afdeling er nu juist op wijst dat het achterwege laten van een hoorzitting eiseres de mogelijkheid heeft ontnomen om meer duidelijk te maken over die financiële steun.
32. In de uitspraak van 13 juli 2022 overweegt de Afdeling als volgt:

“13.2 In het bezwaarschrift is gesteld dat referent steeds via anderen geld naar Syrië heeft gestuurd. Een vriend van de familie die in België woont, heeft een door referent overgelegde verklaring opgesteld over hoe en wanneer hij voor de vreemdeling geld heeft meegenomen naar Syrië.

13.3.
Deze verklaring toont weliswaar niet direct aan dat referent de vreemdeling financieel heeft ondersteund, maar naar het oordeel van de Afdeling had een hoorzitting over de gang van zaken met betrekking tot de financiële afhankelijkheid meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Bovendien heeft de staatssecretaris ongemotiveerd gesteld dat de gestelde financiële steun gangbaar is. Tijdens een hoorzitting had referent kunnen toelichten waarom de door hem gestelde financiële steun volgens hem niet als gangbaar kan worden gezien.”
33. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder gehouden was om tijdens de hoorzitting meer inzicht te verwerven over de gang van zaken van de financiële steun en meer duidelijkheid te verkrijgen over de vraag waarom die steun niet als gangbaar moet worden gezien. Blijkens het verslag van de hoorzitting is aan referent gevraagd hoe eiseres in haar levensonderhoud voorziet en hoe hij regelt dat hij en zijn broer geld naar haar sturen. Referent en zijn echtgenote antwoorden dat zij een vriend hebben die in België woont en dat hij het geld meeneemt. Verweerder vraagt dan of hij het geld naar haar toebrengt, wat zij bevestigend beantwoorden. Verweerder heeft niet meer vragen gesteld. Daarbij kan niet worden ingezien dat het op de weg van eiseres zou liggen om uit zichzelf een verdere onderbouwing te geven van de financiële ondersteuning. Eiseres had tenslotte al het standpunt ingenomen dat de contante financiële steun niet (verder) kon worden onderbouwd met documenten en al eerder was een verklaring van de hiervoor genoemde vriend overgelegd. Als verweerder dat niet voldoende vond, was het aan hem om eiseres of referent daarover nader te bevragen, ook in het licht van de hiervoor aangehaalde passage uit de uitspraak van de Afdeling. Verweerders stelling tijdens de zitting dat de in het dossier aanwezige verklaring van de vriend en kopieën van zijn paspoort onvoldoende recent zouden zijn, is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende bij wijze van adequate motivering. Het had op de weg van verweerder gelegen daaromtrent recentere informatie te vragen als hij dit nodig vond.
34. Verder heeft verweerder niet gemotiveerd waarom de financiële steun van referent gangbaar zou zijn, terwijl dit wel was opgedragen door de Afdeling.
De rechtbank wijst in dit verband verder nog op het volgende. Referent en zijn echtgenote zijn aangewezen op een uitkering die het bestaansminimum in Nederland niet overstijgt. Dat referent in deze omstandigheden met enige regelmaat geld stuurt naar zijn moeder en dat deze middelen niet kunnen worden ingezet om nog zelf in het (minimum)bestaan te voorzien, betekent dat niet per definitie kan worden gesteld dat financiële steun gangbaar is. Een andere lezing van die feiten is immers ook voorstelbaar, namelijk dat het helemaal niet gangbaar is om van dergelijke beperkte middelen nog een deel af te staan aan familie. De rechtbank acht daarbij nog van betekenis dat de echtgenote van referent tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat het verlenen van de steun tot gevolg heeft dat zij zelf nog slechts met grote moeite kunnen rondkomen. Dat ook de broer van referent eiseres steunt maakt de steun die referent en zijn vrouw leveren niet anders. Verweerder heeft hier ook geen verdere vragen over gesteld.
35. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid, onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van financiële steun en ook onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze financiële steun als gangbaar kan worden gezien. Daarmee heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd dat hieruit niet volgt dat sprake is van ‘mttnet'.
Binding met land van herkomst
36. Verweerder heeft verder gesteld dat de banden van eiseres met Syrië sterk zijn en dat de algemeen slechte veiligheidssituatie in Syrië op zich onvoldoende is om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent aan te nemen.
37. Eiseres heeft gesteld dat zij niemand meer heeft in Syrië en dat het in Syrië onveilig is, zodat de banden met dat land een minimale rol spelen.
38. Hoewel de rechtbank met verweerder van oordeel is dat de slechte veiligheidssituatie op zichzelf niet betekent dat sprake is van ‘mttnet’ tussen eiseres en referent, is zij van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de omstandigheid dat eiseres geen familie meer heeft in Syrië niet juist bijdraagt aan haar (emotionele) afhankelijkheid van referent, ondanks de omstandigheid dat zij daar haar hele leven heeft gewoond.
Conclusie met betrekking tot de ‘mttnet’
39. Zoals hiervoor al gezegd is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van ‘mttnet’. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van financiële afhankelijkheid. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd gesteld dat uit de overgelegde medische verklaringen en de feitelijke situatie niet volgt dat eiseres en referent vanwege de medische problematiek wederzijds afhankelijk zijn van elkaar. Tot slot heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat – deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien – niet leiden tot de conclusie dat sprake is van emotionele afhankelijkheid die de normale banden overstijgt. Verweerders standpunt dat geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM kan dan ook geen standhouden.
Belangenafweging 8 EVRM
40. In navolging van de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 heeft verweerder in het bestreden besluit niet volstaan met de constatering dat geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven en ook een belangenafweging gemaakt. Verweerder heeft gesteld dat deze uitvalt in het nadeel van eiseres.
41. Eiseres heeft dit betwist. Wat eiseres in dit kader heeft gesteld komt hieronder aan de orde.
42. De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken, en als dit het geval is of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen het belang van de eiseres bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven in Nederland en het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Dit heeft tot gevolg dat de toetsing enigszins terughoudend moet zijn.
43. Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerders standpunt dat geen sprake is van ‘mttnet’ onvoldoende is gemotiveerd. De vraag of sprake is van ‘mttnet’ en de omstandigheden die daarbij een rol spelen, zijn ook van belang bij de belangenafweging. Dat betekent dat de belangenafweging ook onvoldoende is gemotiveerd.
44. Wat de rechtbank in rechtsoverweging 38 en 43 heeft overwogen leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
45. In het kader van de finale geschillenbeslechting overweegt de rechtbank nog als volgt.
Economisch belang
46. Verweerder heeft gesteld dat aan het economische belang van Nederland zwaar gewicht toekomt. Hij heeft in het nadeel van eiseres meegewogen dat referent en zijn echtgenote geen zelfstandig inkomen hebben. Verder wijst verweerder erop dat het economisch belang ook gaat over bescherming van de arbeidsmarkt en voorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Het is de verwachting dat eiseres van deze faciliteiten gebruik zal gaan maken, ook gelet op haar gezondheidssituatie.
47. Eiseres heeft gesteld dat zodra zij naar Nederland mag komen, het naar verwachting veel beter zal gaan met referent en dat hij in staat zal zijn zelfstandig inkomen te verwerven. De echtgenote van referent studeert en zal daarna ook kunnen gaan werken en bijdragen in de kosten van levensonderhoud voor eiseres. De rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee bedoelt dat verweerder hierom dit aspect niet mocht meewegen, althans niet in het nadeel van eiseres.
48. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het economisch belang van de Nederlandse samenleving in het nadeel van eiseres heeft mogen meewegen. De omstandigheid dat referent geen zelfstandig inkomen heeft en een uitkering ontvangt is – zoals verweerder niet ten onrechte stelt – bovendien slechts één aspect van het economisch belang. Het gewicht dat aan dit belang toekomt wordt ook bepaald door het beroep dat zal worden gedaan op andere openbare voorzieningen, zoals huisvesting, zorg en onderwijs. In dit verband heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat eiseres bij overkomst naar Nederland een zekere tijd ten laste zal komen van de openbare kas. Daarbij heeft verweerder in aanmerking kunnen nemen dat de omstandigheid dat referent, zijn echtgenote en zijn broer inkomsten willen gaan verwerven, niet betekent dat zij – ondanks de krappe arbeidsmarkt in Nederland – ook spoedig een baan zullen vinden. Het betreft een toekomstige onzekere gebeurtenis. Dat geldt ook voor de door eiseres gestelde omstandigheid dat door haar komst het waarschijnlijker wordt dat referent en zijn echtgenote kunnen gaan werken. Verweerder heeft verder kunnen betrekken dat het gelet op de medische klachten van eiseres zeer aannemelijk is dat zij een beroep gaat doen op de medische voorzieningen in Nederland. Dat eiseres een ziektekostenverzekering kan afsluiten, betekent niet dat zij hiermee geen beroep doet op de openbare middelen.
Objectieve belemmering en openbare orde
49. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Ook heeft verweerder ten gunste van eiseres meegewogen dat eiseres geen antecedenten heeft die de openbare orde schaden.
Banden met Nederland en met land van herkomst
50. Verweerder heeft in het nadeel van eiseres meegewogen dat haar banden met Syrië sterker zijn dan die met Nederland.
51. Eiseres heeft gesteld dat haar banden met Nederland sterker zijn dan met Syrië, omdat al haar kinderen in Nederland zijn en de situatie in Syrië heel onveilig is.
52. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eiseres zo, dat zij ook betwist dat verweerder dit element juist heeft gewogen. De rechtbank is dat met eiseres eens. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de mate waarin eiseres binding heeft met het land van herkomst ten onrechte in de belangenafweging heeft betrokken. Dit verhoudt zich namelijk niet tot de vaststelling dat sprake is van een objectieve belemmering. De vraag naar de mate waarin een vreemdeling binding heeft met het land van herkomst ten opzichte van het land van bestemming is in de belangenafweging relevant als het objectief mogelijk is het gezinsleven in beide landen uit te oefenen en voor de vraag of er sprake is van subjectieve belemmeringen. Dat is in dit geval niet aan de orde. Dit blijkt overigens ook uit de bewoordingen van Werkinstructie 2020/16 in paragraaf 7.5., waaruit volgt dat verweerder tegenover de (subjectieve) belemmeringen die het uitoefenen van het gezinsleven in het land van herkomst bemoeilijken (certain degree of hardship) de binding met het land van herkomst – die het uitoefenen van het gezinsleven aldaar vergemakkelijkt – mee dient te nemen in zijn belangenafweging. Door ondanks het bestaan van een objectieve belemmering de binding van eiseres met Syrië in haar nadeel mee te wegen heeft verweerder dus ook niet in overeenstemming met zijn eigen werkinstructie gehandeld.
Aard en intensiteit gezinsleven
53. Voor wat betreft de aard en intensiteit van het gezinsleven stelt verweerder dat hij snapt dat referent zijn moeder mist en zich ernstig zorgen maakt om haar medische situatie. Maar van referent wordt verwacht dat hij zelf een leven opbouwt, hij is herenigd met zijn echtgenote en hij heeft pas drie jaar geleden een aanvraag ingediend voor zijn moeder. Zij houden op afstand wel regelmatig contact met elkaar en kunnen dat voortzetten.
54. Eiseres heeft gesteld dat zij altijd heeft samengewoond met referent en dat hij en zijn broer voor eiseres zorgden. Zij stelt verder dat de band tussen hen erg sterk is. Referent heeft verklaard dat hij zich nog als een kind voelt van eiseres.
55. De rechtbank verwijst naar overwegingen hierboven ten aanzien van de gezondheidsproblematiek van eiseres en referent. Verweerder is ook in dit kader ten onrechte voorbij gegaan aan de verklaringen van de psychiaters bedoeld in die overwegingen en met name de verklaring van S. Kareem van 10 oktober 2022. Verweerder had gelet op deze verklaring niet kunnen volstaan met de overweging dat van referent mag worden verwacht dat hij een zelfstandig leven opbouwt, de pathologische hechting staat hier mogelijk aan in de weg.
Gelet op de medische problematiek van eiseres en de pathologische hechtingsproblematiek van referent kon verweerder ook niet volstaan met de overweging dat zij op afstand contact kunnen onderhouden. Verweerder heeft voorts onvoldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat hereniging tot afname van de psychische klachten zou leiden. Ook op dit punt gaat verweerder voorbij aan de overgelegde verklaringen. De psychische klachten van eiseres en referent zijn onderbouwd met die medische verklaringen die ook ingaan op de noodzaak van zorg aan elkaar.
Het feit dat referent pas na verloop van vier jaren een aanvraag voor de mvv voor eiseres heeft gedaan doet daar niet aan af. Referent verkeerde op basis van ingewonnen advies in de veronderstelling dat een aanvraag niet kansrijk was en heeft om die reden afgezien van het indienen van een aanvraag; uit de feiten van deze zaak blijkt bovendien niet dat het eiseres en referent goed gaat in elkaars afwezigheid en dat het late indienen van de aanvraag een gevolg is van een gebrek aan urgentie. Het tegenwerpen van dit tijdsverloop komt de rechtbank overigens niet redelijk voor, gelet op de (zeer) lange duur van deze procedure, die niet aan eiseres is te wijten.
Conclusie met betrekking tot de belangenafweging
56. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat, ondanks de omstandigheid dat sprake is van een eerste toelating en (zwaar) gewicht toekomt aan het economische belang van de Staat, toch geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die nopen tot toelating van eiseres.

Conclusie over het beroep en de gevolgen

57. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 44 al heeft overwogen, is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Dat komt, omdat ook als de rechtbank zou oordelen dat wel sprake is van ‘mttnet’, het vervolgens aan verweerder is om een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM te maken. Die belangenafweging kan de rechtbank niet maken.
58. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
59. De rechtbank merkt tot slot nog op dat zowel eiseres en referent gedurende een periode van ruim drie jaar in onzekerheid verkeren over hun aanvraag. Deze lange periode is niet aan hen, maar grotendeels aan verweerder toe te rekenen, waarbij nu voor de tweede maal het besluit wordt vernietigd. De rechtbank geeft verweerder in overweging in het nieuwe besluit rekening te houden met deze langdurige onzekerheid en de leeftijd en precaire gezondheid van eiseres en aan eiseres en referent binnen de gestelde termijn zekerheid te bieden over hun rechtspositie.
60. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 november 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van A. Jonker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.AWB 20/8697
3.het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
6.EHRM (Europese Hof voor de rechten van de mens) 17 februari 2009, Onur tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2009:0217JUD002731907.
7.EHRM 17 januari 2012, Kopf en Liberda tegen Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD000159806
8.Zie bijvoorbeeld de beslissingen van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens van 10 december 1984, S. en S. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:1984:1210DEC001037583
9.EHRM 12 januari 2010, A.W. Khan tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2010:0112JUD004748606, en 18 november 2014, Senchishak tegen Finland, ECLI:CE:ECHR:2014:1118JUD000504912, en de uitspraken van de Afdeling van 3 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:4060, 14 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2070, en 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2533.