ECLI:NL:RBDHA:2023:9681
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor staatloze Palestijn in het kader van gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door een staatloze Palestijn, eiser, die bij zijn meerderjarige dochter in Nederland wil verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op basis van de afwezigheid van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn dochter, en de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM viel in het nadeel van eiser uit. Eiser heeft in beroep gesteld dat verweerder niet het juiste toetsingskader heeft gehanteerd en dat er wel degelijk sprake is van objectieve belemmeringen om het familieleven in Syrië voort te zetten, vooral gezien de verslechterde veiligheidssituatie daar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder de belangenafweging niet onterecht in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen, en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.