5.1.Eiser betoogt terecht dat nog steeds sprake is van procesbelang, omdat bij een inwilliging van de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM een vroegere ingangsdatum kan gelden en eiser dan eerder een verblijfsvergunning voor onbepaalde duur of het Nederlanderschap zal kunnen krijgen. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk behandelen.
6. De minister wijst de aanvraag van eiser af omdat volgens hem tussen eiser en zijn broertjes en ouders geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser niet valt onder het jongvolwassenenbeleid en dat ook geen sprake is van meer dan een gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn ouders of van hechte persoonlijke banden tussen eiser en zijn jongste broertje.
Moet het jongvolwassenenbeleid op eiser worden toegepast?
7. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte het jongvolwassenenbeleid niet op hem heeft toegepast. Eiser stelt voorop dat de minister ten onrechte een leeftijdsgrens van 25 jaar heeft gehanteerd, nu uit rechtspraak van het EHRM volgt dat ook kinderen die ouder zijn dan 25 jaar in aanmerking kunnen komen voor toepassing van het jongvolwassenenbeleid.Deze lijn is volgens eiser door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bevestigd en meermaals toegepast.Volgens eiser vindt het EHRM vooral bepalend of eiser een eigen gezin is gestart.Verder betoogt eiser dat het feit dat hij een periode niet met zijn gezin heeft samengeleefd niet doorslaggevend is voor de vraag of toepassing kan worden gegeven aan het jongvolwassenenbeleid. Eiser benadrukt dat uit de relevante Werkinstructie WI 2020/16volgt dat een andere waarde moet worden gegeven als sprake is van een gedwongen scheiding zoals daar in het geval van eiser en zijn familie sprake van is. Deze omstandigheid heeft de minister volgens eiser niet kenbaar meegewogen. Verder heeft de minister volgens eiser ten onrechte geen uitvoering gegeven aan zijn eigen informatiebericht, waaruit volgt dat een integrale beoordeling dient plaats te vinden van alle vier criteria uit het beleid.Daarbij benadrukt eiser dat hij geen eigen gezin heeft gevormd en dat hij niet in zijn eigen onderhoud voorziet. Verder heeft eiser zich in Griekenland niet moeiteloos zelfstandig kunnen handhaven. Door de erbarmelijke omstandigheden en de stress heeft hij de ziekte diabetes gekregen. Hij heeft zich in 2018 zodra dat kon meteen bij zijn familie in Nederland gevoegd.
8. Niet in geschil is dat eiser 27 jaar oud was ten tijde van de aanvraag. In geschil is of referent ondanks zijn leeftijd voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het jongvolwassenenbeleid. De IND neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (bijkomende elementen van afhankelijkheid), uitsluitend als het meerderjarige kind:
a. Jongvolwassen is;
b. met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
c. niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
d. geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie.
Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024 volgt dat deze vier voorwaarden cumulatief zijn. Dat betekent dat als referent niet voldoet aan één van deze voorwaarden, hij niet valt onder het jongvolwassenenbeleid.Reeds hierom slaagt het betoog van eisers niet dat volgens hen uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat aan bepaalde voorwaarden een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan andere voorwaarden en dat in het verlengde daarvan het niet voldoen aan één van de voorwaarden kan worden gecompenseerd door het wel voldoen aan andere voorwaarden.
De minister kan verder zogenoemde contra-indicaties tegenwerpen. Dit zijn omstandigheden na het vertrek van referent uit zijn land van herkomst die erop wijzen dat geen of niet langer familie- of gezinsleven bestaat als zich geen bijkomende elementen van afhankelijkheid voordoen. Bij het tegenwerpen van dit soort omstandigheden moet de minister deugdelijk gemotiveerd ingaan op overige individuele omstandigheden van de betrokkenen die met deze contra-indicaties verband houden. Hij mag een zogenoemde contra-indicatie niet tegenwerpen als die contra-indicatie alleen het gevolg is van een vluchtsituatie.
9. Het betoog slaagt niet. De minister heeft deugdelijk gemotiveerd dat het jongvolwassenenbeleid niet op eiser van toepassing is omdat hij niet meer in gezinsverband samenleeft met zijn ouders. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Niet in geschil is dat eiser in 2014 uit Syrië is vertrokken in verband met de oorlog en dat daarom sprake was van een vluchtsituatie. Eisers broertje [naam broertje 1] is hem in 2015 gevolgd en zij hebben een deel van hun vlucht met elkaar doorgebracht in Turkije. De ouders van eiser zijn samen met zijn minderjarige broertje [naam broertje 2] in Syrië achtergebleven. [naam broertje 1] is doorgereisd naar Nederland terwijl eiser in Griekenland is achtergebleven. De ouders van eiser en [naam broertje 2] zijn in 2018 in het kader van gezinshereniging bij [naam broertje 1] in Nederland komen wonen. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser en zijn ouders lange tijd (tussen 2014 en 2018) uit elkaar zijn geweest en dat de gezinsband om die reden is verbroken, ondanks dat sprake is van een vluchtsituatie. De minister wijst daarbij op WI 2020/16, waaruit volgt dat ook in geval van een vluchtsituatie een lange scheiding kan leiden tot verbreking van de gezinsband. De rechtbank is van oordeel dat de minister aan deze omstandigheid niet ten onrechte veel gewicht heeft toegekend, ondanks dat sprake is van een vluchtsituatie.