Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2024 in de zaken tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister voor Rechtsbescherming).
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juni 2024, worden de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om een individuele inkomenstoeslag behandeld. Eiseres had op 13 december 2021 en 29 april 2023 aanvragen ingediend, die beide door het college van burgemeester en wethouders van Leiden zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvragen terecht heeft afgewezen, omdat eiseres volgens de gegevens uit Suwinet niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de toeslag. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvragen een inkomen had dat hoger was dan de toepasselijke bijstandsnorm. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzingen, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Tijdens de zitting heeft eiseres haar standpunten toegelicht en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres in de eerste bezwaarprocedure, maar ziet geen aanleiding om het besluit te vernietigen, omdat eiseres niet benadeeld is. De rechtbank concludeert dat de aanvragen om een individuele inkomenstoeslag terecht zijn afgewezen en dat de weigering in stand blijft. Eiseres krijgt wel een proceskostenvergoeding en het griffierecht vergoed in de zaak met nummer SGR 22/4601, terwijl in de zaak met nummer SGR 23/8018 geen vergoeding wordt toegekend. De rechtbank wijst ook een schadevergoeding toe aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn.