ECLI:NL:RBDHA:2024:16058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Gambiaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 12 oktober 2023 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie en verlengd op 4 april 2024. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 27 september 2024 gesloten zonder zitting. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank overweegt dat eiser zijn medewerking aan de uitzetting niet verleent, wat de lange duur van de bewaring verklaart. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende inspanningen levert om de uitzetting te realiseren, maar dat de verantwoordelijkheid voor de lange duur van de bewaring bij eiser ligt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37237

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , ook genoemd: [naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Bij besluit van 4 april 2024 heeft verweerder deze maatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 27 september 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 oktober 2023. [1] Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen beoordeeld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 december 2023, [2] 26 januari 2024, [3] 18 maart 2024, [4] 4 juni 2024, [5] en 16 augustus 2024. [6] Daarnaast heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 23 april 2024 het verlengingsbesluit beoordeeld en geoordeeld dat de duur van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig is verlengd. [7] Daarom staat nu ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 14 augustus 2024, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan het vertrek van eiser. Tot slot had de belangenafweging in het voordeel van eiser moeten uitvallen.
5. Uit het voortgangsrapport blijkt dat de geplande presentaties in persoon van 2 november 2023, 7 maart 2024, 4 juni 2024 en 27 augustus 2024 geen doorgang hebben kunnen vinden, omdat eiser geweigerd heeft mee te werken. Uit het vertrekgesprek van 18 september 2024 blijkt verder dat er 2 oktober 2024 een nieuwe presentatie gepland staat bij de Gambiaanse vertegenwoordiging.
6. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van het ontbreken van zicht op uitzetting naar Gambia binnen een redelijke termijn. Op eiser rust de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Eiser voldoet hier niet aan. Eiser heeft geweigerd om te verschijnen op geplande presentaties en heeft met zijn handelen en in het vertrekgesprek van 27 augustus 2024 duidelijk gemaakt dat hij niet wil meewerken aan zijn uitzetting. Uit de geplande presentaties blijkt dat de Gambiaanse autoriteiten willen meewerken aan het onderzoek naar de LP [8] -aanvraag. Daarmee is het zicht op uitzetting in beginsel gegeven. De lange duur van de bewaring komt dan ook volledig voor rekening van eiser. Hij kan de afgifte van een LP-aanvraag bevorderen door nu eindelijk wel te verschijnen bij de presentaties.
7. Uit het voortgangsrapport blijkt ook dat verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser voert, regelmatig rappelleert bij de Gambiaanse autoriteiten en dat er al verschillende presentaties zijn voorbereid. Ook blijkt uit het voortgangsrapport dat verweerder heeft verzocht om de presentatie in het Detentiecentrum te laten plaatsvinden, gelet op de weigerachtige houding van eiser. Hieruit blijkt dat verweerder voortvarend te werk gaat en verschillende mogelijkheden onderzoekt om voor eiser een LP te verkrijgen. Verweerder is hierbij echter afhankelijk van de medewerking van eiser.
8. De rechtbank volgt eiser niet dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen. Gelet op het voorgaande is de lange duur van zijn bewaring te wijten aan zijn weigerachtige houding en doet verweerder voldoende om de bewaring zo kort mogelijk te laten duren. Het belang van verweerder weegt dan ook zwaarder.
9. Tot slot leidt ook ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [9]
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

8.Laissez-passer.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.