Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die in beroep was gegaan tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 18 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat hij niet tijdig was overgebracht naar het detentiecentrum en dat de staatssecretaris niet voortvarend had gehandeld tijdens zijn strafrechtelijke detentie. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, konden worden gedragen door de feiten dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.