Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Tunesische vreemdeling, was in bewaring gesteld op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een significant risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het ontbreken van geldige identiteitsdocumenten en het feit dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats had. Tijdens de zitting op 19 januari 2024, waar eiser via telehoren aanwezig was, werd vastgesteld dat de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had hoeven kiezen voor een lichter middel dan bewaring, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook de voortvarendheid van de staatssecretaris beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende zicht was op een overdracht aan Duitsland, ondanks dat de geplande overdracht op 19 januari 2024 niet doorging door een miscommunicatie. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.