ECLI:NL:RBDHA:2025:10652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
NL25.25919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Gambiaanse eiser en voortduren van de maatregel van bewaring

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Gambiaanse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 24 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 12 mei 2025, en dat er sindsdien geen aanleiding is om te concluderen dat de voortzetting van de maatregel onrechtmatig is. De eiser voerde aan dat de minister niet voortvarend had gehandeld bij het realiseren van zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende stappen had ondernomen, waaronder een vertrekgesprek en het rappelleren bij de Gambiaanse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting was en dat de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurde. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. Schouw, met mr. S. Mohandes als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25919

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2025 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 18 juni 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 februari 2025. [2] Vervolgens zijn er vervolgberoepen ingediend. [3] Uit de laatste uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 mei 2025 [4] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 12 mei 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 12 mei 2025.
4. Eiser voert aan dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld bij het realiseren van zijn uitzetting. Eiser is op 24 april 2025 gepresenteerd bij de Gambiaanse autoriteiten. Inmiddels zijn bijna twee maanden verstreken en het is nog steeds niet duidelijk of en wanneer een laissez-passer zal worden afgegeven. Gezien de duur van de bewaring had het op de weg van verweerder gelegen om nadien op dossierniveau te rappelleren.
5. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt of dat geen sprake is van zicht op uitzetting. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 15 mei 2025 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Daarnaast volgt uit het voortgangsrapport dat verweerder op 21 mei 2025 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Gambiaanse autoriteiten in verband met de laissez-passer-aanvraag. Het versturen van een rappel en het houden van een vertrekgesprek zijn beide daadwerkelijke uitzettingshandelingen. Gelet op het voorgaande werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Verder is in de uitspraak van 6 maart 2025 geoordeeld dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Eiser heeft geen andere feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat het zicht op uitzetting is komen te ontbreken. De Gambiaanse autoriteiten hebben daarnaast niet te kennen gegeven dat zij voor eiser geen laissez-passer zullen afgeven. Ook is niet gebleken van enige poging van eiser om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting, zoals hem ook duidelijk is gemaakt tijdens het laatste vertrekgesprek.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier en openbaar gemaakt door middel van publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie de uitspraken van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3425, 15 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6223 en 12 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8237 van deze rechtbank en zittingsplaats.