ECLI:NL:RBDHA:2025:12677
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Polen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Soedanese nationaliteit, heeft zijn asielaanvraag op 24 december 2024 ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft ook een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft de zaken op 20 en 22 mei 2025 behandeld. Tijdens de zittingen heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen, terwijl de gemachtigde van eiser zich afmeldde.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser heeft aangevoerd dat er in Polen geen vertrouwen kan worden gesteld in de behandeling van zijn asielaanvraag vanwege mishandelingen en pushbacks door de Poolse autoriteiten. De rechtbank stelt echter vast dat de minister van Asiel en Migratie mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met internationale verplichtingen behandelen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Polen. De rechtbank wijst erop dat Polen het terugnameverzoek van Nederland heeft geaccepteerd, wat betekent dat Polen de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser erkent. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn situatie uitzonderlijk is en dat de overdracht aan Polen van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.