ECLI:NL:RBDHA:2025:13859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.23398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep vrijheidsontnemende maatregel en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiseres, die een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd kreeg op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, die stelt de Iraanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel rechtmatig voortduurt en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onderzoek ter zitting te houden en heeft het onderzoek gesloten op 28 mei 2025. De rechtbank overweegt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 6 mei 2025 rechtmatig was en dat de overschrijding van de termijn van negen weken voor grensdetentie op zichzelf niet voldoende is om te oordelen dat de maatregel onredelijk lang voortduurt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en haar eigen uitspraken. Eiseres heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat dit verzoek niet is onderbouwd en dat eiseres in de asielprocedure alsnog om schadevergoeding kan vragen indien blijkt dat de grensprocedure ten onrechte is toegepast. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om het voortduren van de maatregel onrechtmatig te achten en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23398

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Zeven),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 januari 2025 aan eiseres de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 28 mei 2025.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Iraanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1982.
Waarover gaat deze uitspraak?
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 9 mei 2025 [1] volgt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 6 mei 2025, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
2.1
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel rechtmatig voortduurt. Het beroep is ongegrond. Zij legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
Duurt de maatregel onredelijk lang voort?
3. De rechtbank is van oordeel dat een periode van negen weken grensdetentie in ieder geval aanvaardbaar is in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Opvangrichtlijn [2] . Verweerder moet namelijk op grond van artikel 43, tweede lid, van de Procedurerichtlijn [3] in de grensprocedure binnen vier weken een besluit nemen op de asielaanvraag, waarna een termijn van een week geldt voor het instellen van beroep en vervolgens een termijn van vier weken voor de rechtbank om uitspraak te doen op dat beroep. Op de datum van behandeling van dit vervolgberoep verblijft eiseres ruim negentien weken in detentie. Naar het oordeel van de rechtbank is alleen de overschrijding van de termijn van negen weken onvoldoende om te oordelen dat de maatregel onredelijk lang voortduurt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2024 [4] en haar eigen uitspraken van 18 november 2024 [5] en 6 december 2024 [6] . Het asielberoep wordt op 3 juli 2025 op zitting behandeld. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om op dit moment te oordelen dat het voortduren van de grensdetentie onrechtmatig is. In de uitspraak van 9 mei 2025 is geoordeeld dat verweerder de maatregel niet onevenredig bezwarend voor eiseres heeft hoeven achten. Hoewel begrijpelijk is dat de lange duur van de grensdetentie eiseres zwaar valt, ziet de rechtbank nu nog geen grond voor het oordeel dat het belang van eiseres bij opheffing van de maatregel zwaarder moet wegen dan het belang dat verweerder heeft bij het bewaken van de grens. Het beroep van eiseres op de Procedureverordening 2024/1348 brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat deze Verordening nog niet is geïmplementeerd. Ook in de verwijzing van eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 23 april 2025 [7] ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. In die zaak was op moment van de uitspraak sprake van een langere duur van de detentie. De beroepsgrond slaagt niet.
Komt eiseres in aanmerking voor een schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)?
4. Eiseres meent dat de rechtbank bevoegd is om een oordeel te vellen over haar verzoek om schadevergoeding. Zij wijst op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 december 2021 [8] en de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2025 [9] .
4.1
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat eiseres stelt dat de schade, die is veroorzaakt door verweerders besluit om haar asielaanvraag in de grensprocedure te behandelen, voor vergoeding in aanmerking komt. Deze beroepsgrond slaagt niet alleen al omdat eiseres haar verzoek om schadevergoeding in het geheel niet heeft onderbouwd. Daarbij, als achteraf blijkt dat de grensprocedure ten onrechte is toegepast, kan eiseres in de asielprocedure alsnog om schadevergoeding vragen in verband met het daardoor ten onrechte verblijf in grensdetentie. Daarvan is op dit moment geen sprake.
Zijn er andere redenen om het voortduren van de maatregel onrechtmatig te achten?
5. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel onrechtmatig voortduurt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
6.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. Rovers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.NL25.18206.
2.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
3.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.