In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 5 april 2023. De rechtbank behandelt het beroep op 5 augustus 2025, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig zijn. De rechtbank stelt vast dat de minister in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag op 5 juli 2024 is verstreken. Eiser heeft zijn beroep ingesteld meer dan twee weken na de ingebrekestelling, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.
De rechtbank legt de minister een beslistermijn op van tien weken, te rekenen vanaf de brief van 28 juli 2025, met een uiterste datum van 6 oktober 2025. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000. De rechtbank wijst het verzoek om een bestuurlijke dwangsom af, omdat de wetgeving dit niet toestaat in asielzaken. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 907 toegewezen, omdat de zaak als lichtgewicht wordt beschouwd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om tijdig te beslissen op asielaanvragen, vooral gezien de recente ontwikkelingen in het landenbeleid van Jemen.