2.2.Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet voldoet aan het mvv-vereiste en zij hiervan niet is vrijgesteld. Het is niet in strijd met artikel 8 van het EVRMom een mvv van eiseres te verlangen, omdat niet is gebleken van familie- of gezinsleven tussen eiseres en haar moeder. Eiseres is namelijk jongvolwassen en er is niet gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen haar en haar moeder. Privéleven wordt wel aangenomen, maar daarbij valt de belangenafweging uit in haar nadeel. Verweerder ziet ook geen aanleiding om eiseres op medische gronden vrij te stellen van het mvv-vereiste. Hij verwijst hierbij naar een BMA-advies waaruit niet blijkt dat eiseres om medische redenen niet naar Turkije terug zou kunnen keren.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt dat verweerder gehouden was om haar vrij te stellen van het mvv-vereiste. Zij vindt namelijk dat er wel sprake is van familieleven met haar moeder en dat de 8 EVRM-belangenafweging (ook voor zover deze op haar privéleven ziet) in haar voordeel had moeten uitvallen. Ook in haar medische omstandigheden had verweerder aanleiding moeten zien tot vrijstelling. Daarnaast beroept zij zich op de hardheidsclausule en de evenredigheid. Bij al deze vrijstellingen staat een aantal punten centraal voor eiseres. Allereerst is dat haar medische gesteldheid. Eiseres kampt namelijk met trauma-gerelateerde klachten, waaronder PTSS. Zij is hierdoor dagelijks afhankelijk van haar moeder, ook voor het welslagen van haar therapie. Vanwege haar paniekaanvallen gaat eiseres de deur niet uit zonder haar moeder en zij wijst daarbij op de sterke band met haar moeder die de gebruikelijke banden overstijgt. Eiseres en haar moeder hebben op zitting uitgelegd dat zij erg bezorgd zijn dat de toestand van eiseres bij terugkeer naar Turkije slechter zal worden. Ook kunnen haar moeder en stiefvader niet mee terug, wat een objectieve belemmering vormt om het familieleven in Turkije voort te zetten. Haar moeder moet namelijk voor haar stiefvader zorgen en laatstgenoemde kan vanwege zijn gezondheid niet naar Turkije reizen. Bovendien kan zij niet meer bij haar grootmoeder terecht zoals zij eerder heeft gedaan en zij heeft geen ander netwerk in Turkije om op terug te vallen. Eiseres betoogt verder dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, doordat verweerder het BMA-advies niet gelijk met haar heeft gedeeld. Eiseres heeft dit advies pas in beroep kunnen inzien. Daarnaast wijst eiseres erop dat zij bij terugkeer vreest voor haar vader. Eiseres had namelijk in het geheim een vriend waar haar vader niets van wist. Haar vader is daar erg boos over, en hoewel haar vriend vlak voor haar vertrek bij een ongeluk om het leven is gekomen, dreigt haar vader eiseres iets aan te doen. Eiseres beroept zich daarom ook op artikel 3 van het EVRM. Dit is waarom eiseres betoogt dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is, omdat zij bij terugkeer naar Turkije een refoulementrisico loopt, vanwege haar vader die uit is op eerwraak.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beroepsgronden van eiseres niet kunnen slagen en dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen. Verweerder heeft de aanvraag namelijk af kunnen wijzen op het mvv-vereiste, nu niet is gebleken dat eiseres hiervan vrijgesteld had moeten worden. Het belang van haar medische omstandigheden is met het BMA-advies in de besluitvorming betrokken. Daarbij volgt uit vaste rechtspraak dat dit een deskundigenadvies betreft en verweerder in beginsel van de juistheid hiervan uit mag gaan. Het is aan eiseres om op aanknopingspunten voor twijfel te wijzen wat zij niet heeft gedaan. De ‘late bekendmaking’ noopt ook niet tot een ander standpunt nu de belangrijkste informatie daaruit in het bestreden besluit is benoemd en het eiseres – of haar gemachtigde – vrij heeft gestaan om deze op te vragen. Verder is niet gebleken dat er sprake is van vrijstelling op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft alle relevante feiten en omstandigheden bij deze beoordeling betrokken, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van familie- en gezinsleven met haar moeder, dan wel dat haar banden met Nederland zo sterk zijn dat er sprake moet zijn van vrijstelling in verband met haar privéleven. Er is ook niet gebleken van strijd met het evenredigheidsbeginsel nu eiseres niet heeft kunnen wijzen op specifieke punten waarop de motivering van verweerder tekort schiet. Voor wat betreft de gronden die zien op artikel 4:84 van de Awb is van belang dat het mvv-vereiste is gebaseerd op wetgevingen eiseres niet heeft aangegeven van welk beleid afgeweken had moeten worden. Ten aanzien van het terugkeerbesluit was verweerder eraan gehouden deze op te leggen. Daarbij behoort een beoordeling over de onveiligheid van eiseres om terug te keren thuis in de asielprocedure.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Had verweerder eiseres vrij moeten stellen van het mvv-vereiste?
5. Verweerder kan een aanvraag om een verblijfsvergunning afwijzen op grond van artikel 3.71, eerste lid, van het Vb, als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv. De vreemdeling kan hiervan worden vrijgesteld als zij voldoet aan één van de in het tweede lid genoemde situaties, of op grond van het derde lid wanneer de toepassing ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Daarnaast staan er in paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nog andere situaties genoemd die tot vrijstelling kunnen leiden. Niet in geschil is dat eiseres niet aan het mvv-vereiste voldoet. Naar het oordeel van de rechtbank geeft wat eiseres naar voren heeft gebracht geen grond voor het oordeel dat zij hiervan vrijgesteld had moeten worden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Artikel 8 EVRM
6. Verweerder heeft kunnen oordelen dat van familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar moeder in de zin van artikel 8 van het EVRM niet is gebleken. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres voorafgaand aan haar komst naar Nederland sinds 2019 al niet meer met haar moeder samenwoonde. Het was haar eigen keuze om in Turkije te blijven om haar studie af te maken. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eiseres hiermee al niet voldoet aan één van de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid en daar niet onder valt. Zodoende moet er sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar moeder.