Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , [v-nummer] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Ik moest het accepteren. Ik was op de leeftijd dat ik het goed kon bepalen”, “Het was moeilijk voor mij. Ik was in een maatschappij die dit als zonde of ziekte zag” en “Ik kon mijn gevoelens niet meer ontkennen. Ik heb altijd gevoelens voor mannen gehad. Dit is mijn natuur
”(nader gehoor, p. 24). Dat eiser stelt geen problemen te hebben gehad bij de acceptatie, strookt niet met zijn overige verklaringen over angst, zondegevoelens en twijfel of hij een ziekte had. Ook over de acceptatie door zijn zus bleef eiser oppervlakkig; hij verklaarde slechts dat zij een goede relatie hebben en dat hij “blije gevoelens” kreeg omdat hij rustig met haar kon praten. In zijn e-mail van 7 februari 2025 lichtte hij dit nader toe: “het voelde alsof een last van mijn schouders was gevallen”, maar dat verklaarde hij pas in de zienswijze en niet tijdens het nader gehoor. Verweerder mocht hieruit afleiden dat deze toelichting minder gewicht heeft en dat de verklaringen over de zelfacceptatie vaag en oppervlakkig blijven.
“Ik ga het nu tegen iedereen zeggen.”Daarmee stelt hij impliciet dat hij bij terugkeer zijn afvalligheid openlijk zal verkondigen en daardoor negatieve aandacht van de autoriteiten zal trekken. Verweerder heeft echter terecht en deugdelijk gemotiveerd dat deze verklaring niet geloofwaardig is. Eiser gaf in Iran reeds blijk van zijn afvalligheid zonder problemen te ondervinden. Zijn verklaringen zijn bovendien tegenstrijdig: enerzijds zegt hij zijn overtuiging verborgen te hebben gehouden, anderzijds dat hij zich weinig aantrok van de mening van anderen – behalve op zijn werk, uit vrees voor ontslag. Dat draagt niet bij aan zijn geloofwaardigheid. Bovendien is de toelichting in zijn e-mail door verweerder meegewogen. Daarin beschrijft hij hoe hij de islam is gaan zien als een instrument van controle en macht, en hoe zijn afvalligheid voor hem een vorm van bevrijding werd. Verweerder heeft echter terecht vastgesteld dat dit inzicht al ontstond toen hij nog in Iran woonde en dat niet aannemelijk is gemaakt dat hij nu een wezenlijk andere of sterkere behoefte heeft om dat openlijk te uiten.
actief ontkentdat een god of opperwezen bestaat. Het is belangrijk, aldus WI 2022/3, om iemands complete en individuele set van ideeën en opvattingen (en twijfels) helder te krijgen om een afvallige en atheïst te onderscheiden, maar ook om uiteindelijk het risico bij terugkeer te toetsen.